Duizend jaar Europa V (1800-1900)
6 maart 2017

Negentiende Eeuw (1800-1900)
Filosofie

Verslag 5e hoorcollege - semester 5

Inleiding

Immanuel Kant (1724-1804)
bron: philosophers.co.uk

In dit college wordt aandacht besteed aan de Kritiek van de Praktische Rede van Immanuel Kant. In de vorige filosofie college is telkens één grote filosoof besproken. Daarbij is uitgegaan van het begrip epistème van Michel Foucault. Een epistème is een breukvlak in het denken over de wereld. Na dit breukvlak is niet meer mogelijk om de wereld volgens de oude denkwijze te zien. Er is geen weg terug.

Foucault onderscheidde drie epistèmes:

Onder andere de evolutie- en afstammingsleer zoals Charles Darwin deze presenteerde, laat zien dat de mens niet tijdloos is, maar is ingebed in de tijd. Foucault roept het beeld op van de mens, als gezicht in het zand, dat wordt uitgewist door de opkomende vloed. De mens realiseert zich dat er ook een einde aan de wereld en de mensheid kan zijn. De huidige gedaante waarin de mens zich heeft ontwikkeld, kan veranderen in een totaal andere mens. In het volgende college wordt hierop teruggekomen, als we de filosofie van Nietzsche bespreken en zijn begrip "Übermensch."

Caspar David Friedricht
Der Wanderer über den Nebelmeer
bron: wikimedia

In de Romantiek worden deze nieuwe denkwijzen in de kunst op spectaculaire wijze uitgebeeld in de schilderijen van Caspar David Friedrich. Een van zijn bekendste schilderijen is: Der Wanderer über den Nebelmeer (1818). We zien een eenzame mens bovenop een berg met rondom en voor hem peilloze afgronden die in de mist verdwijnen. Dit schilderij roept emoties en vragen op bij de toeschouwer. Hij kan zich in de persoon verplaatsen. Wat gaat er in deze man om, terwijl hij uitkijkt over de toppen van bergen en mistflarden? Wil hij zich in de afgrond storten? Hij lijkt overweldigd door de woeste natuur om hem heen.

Utilisme

Deze stroming in de filosofie richt zich op de ethiek en gaat uit van de stelling: "Grootste geluk te verwerven voor het grootste deel."
De ethiek van het utilisme richt zich op de reflectie over goed en kwaad. Wat is goed? Wat is slecht? Wat is ethisch handelen? Welke verklaring kan worden gegeven aan de gevolgen van wat goed is? Genot, lust is fijn. Is genot goed? Is genot goed, als het ten koste van een minderheid gaat. Handelingen met betrekking tot goed en kwaad zijn niet altijd te overzien. Geluk voor de meerderheid ten koste van de minderheid is niet moreel te rechtvaardigen, omdat in dat geval de minderheid wordt benadeeld.

Kant gaat er vanuit dat de gevolgen van ethisch handelen niet ter zake doen, zolang de handeling op zich goed bedoeld was. Een handeling kan een consequentie tot gevolg hebben, maar de feitelijke gevolgen doen niet ter zake, die liggen in de handeling zelf.
Voorbeeld: Iemand vraagt de weg. Zijn route loopt langs een bouwplaats. Door ongelukkig toeval krijgt hij bij de bouwplaats een plank op zijn hoofd en hij sterft. Is degene die hem de te volgen route wees nalatig geweest? Had hij de man een andere route moeten wijzen? Had hij hem op de gevaren moeten wijzen? Kant zegt: Nee, het aangeven van de juiste weg (de handeling) is juist en ethisch verantwoord. Dat de man sterft doordat hij een plank op zijn hoofd krijgt (feitelijk gevolg) kan niet aan de persoon worden aangerekend die hem de weg wees.

Immanuel Kant (1724-1804) - Kritiek van de Praktische Rede

Standbeeld van Immanuel Kant in Kaliningrad
bron: wikimedia

Kants Kritiek van de Praktische Rede is gericht op het ethische handelen van de mens en meer in het bijzonder over de plichtsethiek. Onder plichtsethiek verstaat Kant de immanente, of morele plicht van het menselijk handelen. Deze morele plicht houdt bijvoorbeeld in dat de mens zijn beloftes nakomt en zijn woord houdt; dat hij niet steelt.

In de filosofie was deze benadering ongekend, omdat het in wezen een verwijzing inhield naar de Tien Geboden. Kants creëerde een referentiekader voor plichtsethiek. Hij stelde de vraag, waarom er een (plichts)ethiek moest zijn. Was dat alleen omdat het in de Bijbel staat? Hoe kan je op basis van de Bijbel plichtsethiek beargumenteren?

De Kritiek van de Praktische Rede is dan ook een reflectie op de morele praktijk en vraagt zich af wat daar binnen besloten ligt.
Ons strafrecht is op moreel handelen gebaseerd. Het is de keuze van de mens om te kiezen voor niet ethisch gericht handelen. Daaruit vloeit wel de consequentie voort, dat de mens persoonlijk ter verantwoording kan worden geroepen voor zijn handelen. Binnen het strafrecht kan dit leiden tot een gerechtelijk vonnis en een straf, als de handeling een bedreiging vormt voor de maatschappelijke orde.
Niet alle handelingen zijn echter onderworpen aan het strafrecht. Vegetarisme is een ethische handeling, maar is de keuze van een individuele persoon. Het kan anderen niet kwalijk genomen worden als ze ervoor kiezen om deze levensstijl af te wijzen. Vlees eten kan niet strafbaar worden gesteld. De mens heeft de keuze om geen vlees te eten.

Algemeen gesteld: de mens kan zich bij zijn handelen laten leiden door zijn instincten en driften, maar de mens kan ook reflecteren op driftmatige handelingen en de consequenties overwegen, voordat hij ter verantwoording wordt geroepen.

Keren we even terug naar de ultieme vragen die aan Kants Kritieken ten grondslag ligt:

  • Wat kan ik weten ? Deze kentheoretische vraag behandelt Kant in de Kritiek van de Zuivere rede. De zuivere rede definieert Kant als de kennis die de mens kan verwerven door zijn ervaring met de werkelijkheid. Die kennis is begrensd. Wat buiten het domein van het kennisgebied ligt is niet te kennen. Dit staat bekend als het transcendentaal idealisme, waarbij 'transcendentaal' slaat op dat wat de grenzen van de kennis aangeeft. Echter de vraag, of God bestaat, kan niet worden beantwoord vanuit de ervaring. Het bestaan van God is transcendent, in de betekenis van buitenzintuiglijk, of niet toegankelijk door ervaring.
  • Wat moet ik doen? Deze vraag tracht Kant te beantwoorden in zijn Kritiek van de Praktische Rede. Hierbij gaat het om hoe de mens moet handelen. Dit kan door reflectie en contemplatie op het eigen handelen. Welke keuze heb ik bij mijn handelen? Hier gaat het om ethiek en moreel handelen.
  • Wat mag ik hopen? De laatste kritiek van Kant: Kritiek van het oordeelsvermogen. In dit werk beschrijft Kant hoe de Rede gebruikt kan worden om na te denken (filosoferen) over schoonheid (esthetica). Kant betrad hiermee een nieuw onbekend domein binnen de filosofie. Het gaat over de ultieme/sublieme ervaring. Wat is schoonheid? Vooral bij het bekijken van kunst en het ervaren van het schone/sublieme schept voldoening. Toch is het niet een weten (kennis), maar slechts een vermoeden. Dit geldt ook voor ultieme vragen, als Is er leven na de dood? of Is de ziel onsterfelijk? De antwoorden op deze vragen kunnen we niet weten, maar we kunnen er wel op hopen. Die hoop is het hoogst bereikbare.

Reflectie op het eigen handelen

De immanente plicht, zoals Kant dat beschrijft in Kritiek van de Praktische Rede, onderscheidt twee zogenaamde imperatieven . Een imperatief is een gebod in de geest van "Gij zult ..." Het legt een norm op voor het handelen.

Is het handelen volgens de norm gericht op een doel dan spreekt Kant van een hypothetisch imperatief. Een voorbeeld van een hypothetische imperatief zou zijn: je mag niet stelen want dan riskeer je een gevangenisstraf en een strafblad (het achterliggend doel is hier de het risico op een gevangenisstraf). Hier speelt dus oorzaak en gevolg een belangrijke overweging.

Het tweede imperatief is het categorisch imperatief . Categorisch heeft hier de betekenis van onvoorwaardelijk. De handeling is ethisch/moreel verplicht, er valt niet over te marchanderen. Een voorbeeld: liegen is ethisch verwerpelijk, omdat je in gaat tegen je geweten; je corrumpeert je eigen rede. Het categorisch imperatief leidt tot een handelen volgens een universele wet die op iedereen van toepassing is. Voorbeeld is de ethiek van de waarheid spreken. Deze norm geldt als universele wet: we gaan er vanuit dat in het dagelijks handelen mensen de waarheid spreken. Daarentegen is liegen geen universele wet, omdat alles wat wordt gezegd gelogen is.

Een tweede voorbeeld is de norm dat je een ander mens nooit slechts als middel maar altijd als doel op zich beschouwd. In de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is deze norm zonder uitzonderingen vastgelegd. Alle mensen zijn redelijke autonome wezens. Niemand mag een ander tot slaaf maken en misbruiken om een doelstelling te bereiken. Deze norm geldt universeel.
Slavernij reduceert de mens tot middel, je ontneemt een mens zijn eigen mening. Tegenover de uitvoering/transactie staat geen vergoeding.
Het tegenovergestelde geldt als ik bij de bakker een brood koop. De bakker heeft een eigen keuze gemaakt om het beroep van bakker uit te oefenen. Hij biedt mij zijn producten aan, die ik kan kopen (een brood, koek, gebak), maar de bakker heeft ook de keuze om te stoppen met zijn bedrijf. In dat laatste geval kan ik hem niet verplichten om mijn brood te blijven leveren, wat binnen slavernij wel bestaat.

Waar komen deze imperatieven (niet liegen, waarheid spreken) vandaan. Volgens Kant ontstaan deze uit de vrijheid van handelen en autonomie, het zelfbeschikkingsrecht dat de mens heeft. Dit lijkt op een paradox, omdat de morele plicht in dat geval tegenover de vrijheid die de mens bij zijn handelen heeft, staat. Plicht wordt gezien als dwingend opgelegd. Binnen de ethiek gaat het echter om zelf gekozen plicht. De zelf gekozen plicht geeft de mens de autonomie om een eigen keuze te maken en eigen verantwoordelijkheid te dragen (mondigheid). Dit in tegenstelling tot heteronomie waarbij de keuze door een autoriteit/uitwendige macht wordt opgelegd. Voorbeeld: roken moet onder dwang gestopt worden.

Contemplatie

Contemplatie is het hoogst bereikbare, daarmee lijkt de mens aan God gelijk te worden. Dit is alleen een zuiver theoretisch weten, wat de mens niet dichter bij het wezen van de dingen brengt. We kennen alleen de buitenkant van het wezen, maar kunnen dat wezen niet afpellen als een uienschil. "Ding an Sich" blijft ongekend. Ook contemplatie brengt ons niet tot een antwoord op de ultieme vragen. Het praktisch weten van de mens is begrensd. In het handelen maken we een eigen individuele keuze. Dat is het rijk van de vrijheid
De mens is een burger van twee werelden: het rijk van de vrijheid (het praktisch handelen), maar als mens ook deel van de natuur: het rijk van de noodzaak. Die natuur kan de mens door kennen en instructie onderzoeken en beoordelen op oorzaak en gevolg. Hieruit zijn de natuurwetenschappen ontstaan, maar ook de menswetenschappen, zoals sociologie en psychologie. Het rijk van de noodzaak geeft de mens een natuurwetenschappelijk model.
Praktisch handelen leidt tot een drijvende kracht om te onderzoeken binnen het rijk van de vrijheid en de menselijke waardigheid.

Noumenale werkelijkheid versus Fenomenale werkelijkheid

De fenomenale werkelijkheid is de werkelijkheid zoals we die ervaren. Dit is de enige werkelijkheid waarvan we kennis hebben, omdat we over deze kennis kunnen oordelen. De noumenale werkelijkheid van dingen is het "Ding an Sich". Oordelen over de noumenale werkelijkheid is voor ons onmogelijk, omdat er een grens is aan ons ervaringsgericht handelen. Oordelen over wat buiten ons kenvermogen ligt, is speculeren over de noumenale werkelijkheid en leidt tot contradicties.

Noumenon (van het Grieks "wat wordt gedacht") heeft betrekking op een object van menselijk onderzoek, begrip of kennis. Er worden objecten of gebeurtenissen mee bedoeld die gedacht worden, of het voorwerp zijn van een daad van het denken, onafhankelijk van de zintuigen. Het tegengestelde van noumenon is fenomeen. In de antieke filosofie werd de noumenale wereld gelijkgesteld met de wereld van de ideeën die alleen door de filosofische geest gekend konden worden. Daarmee in tegenstelling stond de wereld van de fenomenen, die werd gelijkgesteld met de wereld van de zintuiglijke werkelijkheid, bekend bij de ongeletterde geest. De moderne filosofie ontkent over het algemeen de mogelijkheid van kennis die onafhankelijk is van de zintuigen. Immanuel Kant gaf van dit standpunt de klassieke versie, die zegt dat de noumenale wereld kan bestaan, maar volkomen onkenbaar is voor de mens. In de kantiaanse filosofie wordt het onkenbare noumenon soms gekoppeld aan het onkenbare "Ding an sich". Veel bijdragen aan Kants filosofie behandelen "noumenon" en "ding op zichzelf" als synoniem, en er is tekstueel bewijs voor deze relatie. Echter, Stephen Palmquist stelt dat "noumenon" en "ding op zichzelf" slechts losjes synoniem zijn, voor zover zij hetzelfde concept vanuit twee verschillende perspectieven vertegenwoordigen.

Kant brengt met de twee werelden waarin de mens zich beweegt een verband aan tussen de denkwijzen van Descartes die de geest en het lichaam als twee gescheiden gebieden zag. In Kants theorieën treedt verzoening op tussen wat we weten (onze kennis) en het buitenzintuiglijk.
Ook in Kants 3e Kritiek over het esthetisch oordeelsvermogen kan de mens zich een beeld vormen van de werkelijkheid. Het schone/het sublieme is een ervaring van de natuur rondom ons. Deze is soms angstaanjagend, overweldigend, maar ook ontzagwekkend.
Voorbeeld: de sterrenhemel op een donkere avond is ontzagwekkend, maar een beeld van een foetus in de baarmoeder eveneens. Juist deze twee uiterste natuurkrachten zetten de mens aan tot reflectie en contemplatie, maar geven hem ook de vrijheid tot moreel handelen.

Kants erfenis en zijn opvolgers

Friedrich von Schiller (1759-1805)

Friedricht Schiller (1749-1805)
bron: wikimedia

Friedrich von Schiller pakt het esthetisch gedeelte van Kants kritieken op in zijn Brieven over de esthetisch opvoeding van de mens (1795) Schiller schreef deze brieven als reactie op het geweld van de Franse Revolutie (1789-1799). Hij was van mening dat politieke problemen moeten worden beschouwd als esthetisch probleem, omdat alleen de esthetiek, de schoonheid van de dingen, de mens tot vooruitgang en werkelijke vrijheid kan brengen. Nu waren de Duitse vorsten na de Franse Revolutie er niet echt van gediend om de idealen van vrijheid en gelijkheid te realiseren. Dat bracht Schiller op het idee om de mens via de kunst op te voeden tot de ideeën over vrijheid en burgerschap. Zo moet de ideale staat gevormd worden. Schiller ziet dat als ideale toekomst; een toekomst die via het Bildungsideaal kan worden bereikt.

Johann Gottlieb Fichte (1762-1814)

Johann Gottlieb Fichte (1762-1814)
bron: wikimedia

Johann Gottlieb Fichte was een leerling van Kant. Hij richt zich op de ethiek van Kants werk, maar slaan een andere weg in dan zijn leermeester.
Volgens Fichte leidt onze manier van zien van de werkelijkheid tot het ideaal van de ultieme werkelijkheid. In dit subjectieve idealisme is de mens de motor van het handelen. Het menselijk denken geeft de ultieme werkelijkheid vorm. Het menselijk handelen leidt tot ingrijpen in de wereld om die wereld te veranderen naar het ideaalbeeld, het moreel handelende IK. De mens kan de wereld beter maken: maakbare wereld.

Deze idealistische filosofie houdt de scheiding tussen determinisme en empirisme in stand. De mens verlegt zijn grenzen en morrelt aan het "Ding an Sich". Dit leidt tot overschatting van de menselijke vermogen.

Tübinger Stift

logo van Tüberinger Stift
bron: wikimedia

De Tübinger Stift is een opleidingsinstituurt in Würtemberg. De jonge filosoof Friedrich von Schelling deelt daar een kamer met zijn oudere studievriend Georg Wilhelm Friedrich von Hegel. Beide volgen de ontwikkelingen van de Franse Revolutie op de voet. Samen schreven ze het Älteste Systemprogramm des deutschen Idealismus, een korte tekst (twee kantjes A4) later van groot belang voor de oorsprong van de filosofie van het Duitse Idealisme.

Friedrich von Schelling (1775-1854)

Friedrich von Schelling (1775-1854)
bron: wikimedia

Friedrich von Schelling toont in zijn publicaties affiniteit met de idealen van Romantiek met betrekking tot de visie op natuur en kunst. Was bij Fichte de mens subjectief, bij von Schelling is er sprake van objectief idealisme: de natuur is subliem (Romantiek) en de mens maakt deel uit van de natuur. Het autonome IK versmelt met de natuur en de kunst is daarvoor het medium. Von Schelling ziet de kunst als een verzoening met het rationele denken. Het dualisme van Descartes tussen geest en materie is verzoend. Geest en materie kunnen deel hebben aan het schone/sublieme. Von Schelling verbindt Descartes denken met dat van Baruch Spinoza en heft de tegenstelling tussen geest en materie op.

Georg Wilhelm Friedrich von Hegel (1770-1831)

Na Kant is de filosofie van Fichte subjectief en die van von Schelling objectief. De wisselwerking tussen deze visies is het speculatief objectief. Deze wisselwerking is een bespiegeling, een spiegel van het objectieve en het subjectieve, waarin de verschillen tussen beide visies wordt opgeheven.

Georg Wilhelm Friedrich von Hegel (1770-1831)
bron: wikimedia

Von Hegel is de filosoof die de eigen geschiedenis van de mens binnenhaalt en blootlegt. Bij Kant is er het paradigma tussen weten en de natuur. Het natuurwetenschappelijk denken bij Kant wordt opgeheven in de geschiedenis (mens) wetenschap. Het rationalisme van Descartes (denken = kennis) en het empirisme van Hume en Kant (ervare
De synthese wordt bereikt in het oneindige, waarin these en antithese niet meer mogelijk zijn, omdat er niets meer tegenin is te brengen. Synthese heeft alle mogelijkheden in zich.
Volgens Hegel komt die verzoening tot stand in de burgerlijke rechtsstaat, net als in het oude Griekenland.

Hegels visie van these en antithese die hun verzoening en opheffing vinden in de synthese wordt politiek inzichtelijk bij de Val van de Muur in 1989. Oost en West (de these en antithese) komen bij elkaar in het verenigde Duitsland. O.a. door Fukiyama zijn hiermee de ideologieën in de wereld opgeheven met een overwinning van de liberale ideologie. (The End of History and the Last Man).
Hierbij worden nu vraagtekens gesteld, omdat de verzoening(synthese) in de burgerlijke rechtsstaat ook nu nog een rol speelt.

Hegel wilde met zijn filosofie een systeem opzetten dat de hele geschiedenis van de wereld in het denken verklaard. Het idee van Hegel is aanmatigend. Wat valt er nog te doen in de post-historische werkelijkheid. Is dit het einde der tijden, zoals bekend uit de eschatologische denkwereld? De wereld gaat door. Hegel erkent dat de mens en het wereldbeeld tot voltooiing is gekomen.

De uil van Minerva vliegt pas uit bij het invallen van de schemering
bron: freewallpapers

"De uil van Minerva vliegt pas uit bij het invallen van de schemering." is een citaat uit Hegels werk. Hij wil hiermee aangeven dat filosofen een tijdsperiode pas begrijpen als die periode haar einde nadert. Filosofie helpt de mens alleen om de zaken te begrijpen als ze zijn gebeurd.
De uil is het symbool voor de wijsheid en kan in het donker zien. De dag is voorbij, we kunnen slechts terugblikken en mijmeren. Er is een besef over wat is gebeurd, maar dan pas kan inzicht worden verworven.

William Turner
Sneeuw Storm, Hannibal trekt over de Alpen
bron: webgallery of art
Sterrenhemel met de melkweg
bron: natgeotraveler

Het einde van de geschiedenis in de politieke filosofische visie van Hegel heeft een equivalent in de kunst. Bij Kant was de esthetiek het schone in de natuur, bij William Turner het ontzagwekkend, in de wetenschap de sterrenhemel.

Andy Warhol - Brillo dozen
bron: home.planet.nl/~buunk076
Marcel Duchamp - Fountain
bron: en.wikipedia.org

Bij Hegel is kunst en de kunstgeschiedenis een uitdrukking van de geest. De kunst van Grieken was hun manier om als mens greep te krijgen op de werkelijkheid. De kunst heeft een ontwikkeling doorgemaakt, maar komt net als de geschiedenis aan zijn eind in de moderne kunstuiting.

Voorbeeld:
De brillo-dozen van Andy Warhol in het museum, verschillen niet van de brillo-dozen die in de supermarkt staan.
Moderne kunst is een uiting van de geest, van het creatieve scheppende genie.
Met andere woorden "alles kan kunst zijn." Hierbij kan worden gedacht aan Marchel Duchamps ready mades.

Deze visie sluit aan bij de "idealistische" basisgedachte van Hegel: de ontwikkeling van de geschiedenis is in feite niets anders dan een Absolute Geest die langzaam van zichzelf bewust wordt en het volledige zelfbewustzijn pas bereikt in de filosofie van Hegel zelf. Met de filosofie van Hegel heeft de geschiedenis dan ook haar eindpunt bereikt en zal ze niet meer evolueren (de duisternis valt in en de wijsheid komt naar buiten in de boeken van Hegel). Een gevolg is dat ook de politieke structuren en het rechtssysteem uit de tijd van Hegel hun meest ontwikkelde en dus perfecte vorm hebben bereikt en dus niet meer zullen veranderen. In feite geeft Hegel toch een richtlijn (het bestaande is goed en moet behouden blijven), maar presenteert die als een vaststaand feit i.p.v. als voorschrift. (bron: www.filosofischetuin.be )