Duizend jaar Europa IV (1650-1800)- september 2016

Algemene Geschiedenis (1650-1800)

Verslag 1e hoorcollege

Inleiding

Verslag hoorcollege 7 - Filosofie 1

Inleiding

Als inleiding wordt teruggegrepen op de indeling die de 20e eeuwse filosoof Michel Foucault. Deze indeling in drie delen dient als rode draad. Foucault sprak over drie epistème's
Foucault introduceerde het begrip epistème (Dit staat voor het geheel van kennis en wetenschap in een bepaalde periode en hoe de onderlinge samenhang wordt ervaren) in zijn boeken L'Archéologie de savoir  en Les mots et les choses. Deze tijdvakken zijn gescheiden door breukvlakken in de ontwikkeling van kennis (epistèmische breuk) en zijn niet langer verenigbaar. In de Renaissance stond de ontwikkeling van de kennis van de natuur centraal, waarbij de natuur moest worden gelezen als een boek. In ieder van de tijdvakken/breukvlakken (epistème) doet Foucault onderzoek naar terreinen van weten en kennen. Deze deelgebieden omvatten taal, leven(natuur) en economie. In dit college wordt de klassieke epistème  besproken; het tijdvak dat volgde op de Renaissance. Bespreking van Foucaults Les mots et les choses Foucault begint zijn boek met een bespreking van het schilderij van Velasquez: Las Meniñas. Wat we zien is de infante omgeven door haar hofdames en entourage. Al het licht valt op het prinsesje in het midden. Links zien we een schilderij aan de achterzijde en de schilder - Velasquez zelf - heeft een stapje opzij gedaan, zodat hij zichtbaar is. Toch is het schilderij niet wat we zien. Er is nog iets buiten het schilderij. Daar staan de koning en de koningin. Velasquez is hen aan het schilderen. Zij staan model, terwijl de prinses en haar dames toekijken. We zien de reflectie van de koning en de koningin in de spiegel op de achterwand. In de deuropening staat nog een toeschouwer/hoveling. Het schilderij is een weergave (representatie) van de werkelijkheid, maar de werkelijkheid wordt gereflecteerd in de spiegel die de subjecten toont die buiten het schilderij staan. Zij zijn indirect aanwezig en vormen het transparant/souverein subject, dat door de reflectie toch aanwezig is. De derde epistème - de moderne - is onderwerp van het volgende hoorcollege, maar komt aan het eind van het tweede hoorcollege in deze serie nog ter sprake.
In de klassieke epistème gaat het om de klassieke representatie van het leven. Hierbij kunnen we denken aan de taxonomie (het indelen van individuen of objecten in groepen. Met de term taxonomie kan zowel de methode worden bedoeld die bij het indelen wordt toegepast, als de hiërarchische ordening die het resultaat ervan is. Zo'n hiërarchische ordening en de activiteit, om tot zo'n ordening te komen, worden classificatie genoemd. Vrijwel alles kan taxonomisch worden ingedeeld: levende wezens, plantengemeenschappen, dingen, plaatsen, gebeurtenissen, enzovoort.), die Carolus Linnaeus beschreef voor de mineralen, planten en dieren. Het was een venster op de wereld door middel van een classificatie op uiterlijke kenmerken. Linnaeus bewoog zich op het terrein van het leven: de biologie; John Locke deed hetzelfde voor de economie en Leibniz hield zich bezig met taal.

Tijdperk van de Verlichting

Nog even terug naar de Barok en de Contrareformatie. In de periode van de Barok probeerde de Rooms-katholieke kerk haar hiërarchische positie te herstellen en greep te krijgen op de veranderingen in de maatschappij. Hiermee zitten we in het kentheoretische debat van de 17e en 18e eeuw, in het domein van het Rationalisme. De drie grote filosofen van deze periode zijn:
  • Descartes (zie vorig semester - hoorcollege 2)
  • Baruch Spinoza
  • Leibniz
Ook worden deze denkers beschouwd als exponenten van de Verlichting.  

Rene Descartes

Kenmerkend voor Descartes is zijn dualisme (het uitgaan van het bestaan van twee tegenover of naast elkaar bestaande, tot niets anders meer te herleiden grondbeginselen). Hij ontwikkelt een vorm van systeemdenken, om alle kennis te kunnen onderbrengen. In zijn radicale dualisme scheidt hij de geest van het lichaam. Het lichaam is materie en neemt plaats en ruimte in. De geest is het bewustzijn. Het bewustzijn impliceert denken en is het wezenlijke kenmerk van de mens. Het onderscheidt de mens van het dier. Dieren vonden - volgens Descartes - hun bestaan uitsluitend in God. Het waren 'automaten'; ze waren zich niet bewust van hun bestaan. Dieren zijn dan ook natuurwetenschappelijk te bestuderen en te determineren. Ook het menselijk lichaam is te determineren. De rede (het denken, bewustzijn) geeft de mens een vrije wil om eigen keuzes te maken. Hoe precies de verbinding tussen het denken en het (materiële) lichaam tot stand komt, daarover blijft Descartes vaag. Hij verwijst in zijn traktaten naar de pijnappelklier in de hersenen. Het occasionalisme in de 17e eeuw probeerde een verklaring te vinden tussen de werking van het lichaam en de geest. Volgens de volgelingen van deze filosofische stroming was het niet mogelijk om een bevredigende oplossing te vinden zonder het ingrijpen van God. Bij elke geestelijke handeling zorgt God ervoor dat het lichaam op een goede manier handelt in overeenstemming met dat verlangen. Omgekeerd zorgt een verandering aan het lichaam ervoor dat God gewaarwordingen in de geest van die persoon aanbrengt. Julien Offray de La Mettrie was een andere mening toegedaan. Hij beschouwde de mens als een machine. Alle denken en voelen zou te herleiden zijn tot eigenschappen van de materie. Zijn stelling werd door tijdgenoten afgewezen.

Baruch Spinoza

Spinoza is afkomstig uit de Portugees Joodse gemeenschap die zich als vluchtelingen in de 16e eeuw in Amsterdam hadden gevestigd. Zij bleven een aparte leefgemeenschap binnen de Republiek en integreerde nauwelijks met de bevolking. Baruch komt in conflict met de Joodse gemeenschap. De werkelijke oorzaak van het conflict is onbekend. Het zou gaan om zijn denkbeelden, maar kan ook zijn voortgekomen uit schulden. Hij werd door middel van een banvloek buiten de gemeenschap geplaatst en vogelvrij verklaard. Contact met de leden van de gemeenschap was verboden. Na zijn verbanning leefde hij enige tijd in Rijnsburg en voorzag in zijn levensonderhoud met het slijpen van lenzen. Later verhuisde hij naar Den Haag, naar een woning aan de Paviljoensgracht, nu nog bekend als het Spinozahuis. Hij sloot zich aan bij de Loevensteinse factie - de staatsgezinden in de Republiek, die een republikeinse staatsvorm ambieerden. De naam is mogelijk gegeven door de Oranjegezinde factie. Deze werd in de 16e eeuw aangevoerd door prins Maurits. Hij liet Johan van Oldenbarnevelt ter dood brengen en zetten Hugo de Groot gevangen op Slot Loevenstein. De staatsgezinden in de tijd van Spinoza werden geleid door de gebroeders de Witt, tegenstanders van stadhouder Willem II.

Spinoza's visie

De visie van Spinoza was nogal radicaal. (zie ook het boek: Radicale Verlichting van Jonathan Israël) Volgens Spinoza moest men de Bijbel opvatten, als een serie historische vertelling van nomadische volksstammen. Het was mensenwerk en niet de verkondiging van Gods Woord. Spinoza spreekt over een abstract Godsbegrip. God = Natuur. Het is een vorm die teruggaat op het pantheïsme. God is in alles en alles is in God. Dit brengt hem in conflict met de gangbare visie van de transcendente God (het anders zijn van God). Het beeld van God is antropomorf; een projectie van de mens. De scheppende natuur (natura naturans; alles omvattende natuur) laat ook de geschapen natuur (natura naturata: eindigende natuur) zien. Dit laatste is wat wij natuur noemen. Het Godsbeeld wordt in zijn werk vermenselijkt. De mens moet de natuur bestuderen en alle samenhangen in de natuur zien als een veelheid van netwerken, maar die samenhang is niet willekeurig of arbitrair of een deel van een plan. De menselijke drijfveren (de vrije wil) moet worden onderzocht en serieus genomen worden. Drijfveren, als hebzucht en agressie zijn ook een deel van de natuur. Dit is een naturalistische visie, waarbij het erom gaat inzicht te verwerven in hoe de dingen met elkaar samenhangen en de gevolgen van de samenhang aanvaarden. Het beroemdste boek van Spinoza is de Ethica, een ethische verhandeling gebaseerd op de wiskunde en op geometrie. De mathematische benadering moest de mens het juiste inzicht geven. Spinoza's standpunt is stoïcijns. Alles is deel van een groter plan. De mens moet zich met dit plan verzoenen om ware vrijheid te ervaren en de schoonheid ervan in te zien. Het accepteren van het lot (amor fati)
 “We beschikken niet over de absolute macht om dingen buiten ons aan te passen aan onze behoeften. Niettemin moeten we kalm de dingen ondergaan die ons overkomen en die ingaan tegen ons voordeel; als we ons ervan bewust zijn dat we onze plicht hebben gedaan en dat de macht waarover wij beschikken niet zover gaat dat wij die dingen hadden kunnen vermijden, en dat we een deel zijn van de Natuur, aan wier ordening wij zijn onderworpen. Als wij dat duidelijk en onderscheiden begrijpen, dan zal dát deel van ons dat begrijpen wordt genoemd en dat het beste deel van ons is, daarmee totaal tevredengesteld zijn en het zal streven te volharden in deze voldoening" (Baruch Spinoza)
Maakte Descartes een duidelijk onderscheid tussen lichaam (materie, substantie) en geest (dualisme), wil Spinoza deze elementen met elkaar verzoenen en beschouwen als één substantie. Alles maakt deel uit van de Goddelijke substantie. Dit is het monisme. Het derde onderscheid is dat van de veelheid, het pluralisme. Daarvan is Leibniz de vertegenwoordiger.

Leibniz

In tegenstelling tot Spinoza stond Leibniz als centrale figuur in de debatten. Hij was diplomaat en reisde veel. Hij kende Spinoza. Hij deed een poging om verzoening te bewerkstelligen tussen oude en nieuwe opvattingen, ook binnen de kerk en het geloof. Was een zeer productief man en uitvinder van o.a. een rekenmachine. Ook hij richtte zich op een eenduidige tekentaal (mathesis universalis). Zocht een oplossing voor het dualisme van Descartes en met name de verbinding tussen lichaam en geest. Hij is de grondlegger van de monadologie, waarbij de werkelijkheid werd gezien als een veelheid van monaden. Een monade is een bepaalde zicht op wereld, een perceptie van de werkelijkheid. Ieder wezen heeft zijn eigen standpunt t.a.v. de werkelijkheid. Ieder wezen ziet slechts een deel (deelverzameling) van de werkelijkheid. Daardoor heeft een monade geen venster op de wereld, maar slechts een beperkt beeld, afhankelijk van de hiërarchie in het zijn. Naarmate de perceptie van de wereld groter wordt, staat de monade hoger in de hiërarchie. Het volledige doorzien van de werkelijkheid is voorbehouden aan de Goddelijk monade. Alle monaden daaronder hebben een eindig doorzicht. Onderbuikgevoel is een verwarde perceptie van de werkelijkheid. Met behulp van argumenten kan worden geprobeerd om de werkelijkheid inzichtelijk te maken. Tijdens debatten worden standpunten t.a.v. de werkelijkheid ingenomen. Bedoeling is om te komen tot een overkoepelend standpunt, wat kan leiden tot verzoening en de tegenstellingen opruimt. Verschillen in standpunt, samen met argumentatie leidt tot meer perceptie van de werkelijkheid en rekening houden met andere argumenten. In principe heeft, volgens Leibniz, elke monade een perceptie van de hele werkelijkheid. Dit geldt ook voor lagere monaden. Dit is vervat in de body of knowledge, het totaal aan kennis van de werkelijkheid. Het zijn van een monade is zijn perceptie en zijn mate van bewustzijn. Dit leidt tot idealisme. Ook materie heeft een perceptie, zodat alles vast ligt en alles is, zoals het heeft moeten zijn. De Goddelijke monade overziet alle netwerken en verbindt deze met elkaar. Dit wordt gezien als de coherentietheorie van de waarheid. Waar is als iets overeenkomt met alle dingen in het systeem. De elementen zijn onderling bepalend. Wat ik zeg moet kloppen met andere dingen die ik beweer. Ik kan niet buiten het systeem dingen beweren. De coherentietheorie is een toetssteen om beweringen buiten je systeem te vergelijken. De leer van de monaden, waarbij iedere monade als een gesloten in zichzelf werkende entiteit wordt beschouwd, leverde voor Leibniz hetzelfde probleem als waarmee Descartes had geworsteld. Hoe kunnen twee monaden op elkaar inwerken. Volgens Leibniz vormen alle monaden een harmonisch geheel van de wereld. Hij verklaarde dit door de oorsprong van alle monaden te leggen in een oermonade, waaruit alles ontspringt, de Godheid. Deze oermonade, Godheid, heeft de andere monaden zodanig geschapen, dat ze hun eigen wetten volgen, maar alle monaden zijn zodanig in harmonie met elkaar, alsof er sprake is van een wederkerige invloed. Deze theorie staat bekend als de harmonia praestabilita, of in het Duits: prästabilierte Harmonia, de vooraf vastgestelde harmonie. De coherentietheorie bracht Leibniz tot het zogenaamde analytisch oordeel.  Dit is een uitspraak over een subject waarbij, wat over het subject wordt gezegd (het predicaat), altijd al vervat ligt in het begrip van het subject. Bijvoorbeeld: "Een driehoek heeft drie hoeken", of "Een vrijgezel is ongehuwd". Volgens Leibniz was het belangrijk alle oordelen te onderwerpen aan het analytisch oordeel, omdat niet altijd het predicaat in het subject besloten hoef te liggen. Bijvoorbeeld: "Een vrijgezel draagt een blauwe colbert." Niet voor iedere vrijgezel geldt, dat hij een blauwe colbert draagt, wel geldt dat een vrijgezel ongehuwd is. Vooral na de aardbeving van Lissabon in 1755 kwam bij Leibniz en andere denkers de vraag op: Hoe het kwaad in de wereld was ontstaan. Hoe kon God toestaan dat rampen en onrecht gebeurden. Dit probleem wordt uitgelegd in het theodicee. Het is een zoeken naar de zin van het leven, maar ook het innemen van een stoïcijns standpunt t.a.v. het optimisme dat in de Verlichting gold. Volgens Leibniz was er een hogere harmonie van alle tegenstellingen en leven wij in het beste van alle mogelijke werelden. Zou dit niet zo zijn dan zou God niet gehandeld hebben volgens zijn algoedheid. Voltaire heeft met dit standpunt de spot gedreven.

Isaac Newton

Er bestaat een controverse in de wetenschap over wie het differentiaal en integraal rekenen heeft ontwikkeld. Was dat Newton of was het Leibniz. Beiden hielden zich met de nieuwe wiskunde. Het is goed mogelijk dat beiden onafhankelijk van elkaar deze ontwikkeling in de wiskunde hebben uitgewerkt. 
Men zegt wel, dat met de mechanica van Newton, het huis van de natuurwetenschappen af was. De rest was slechts het invullen van details. 
Newton had ook belangstelling voor occultisme. Die belangstelling en de ontdekkingen hebben hem verder gebracht. 
Étienne Louis Boullée cenotaaf voor Newton 2.bp.blogspot.com
Volgens Descartes bestond de lege ruimte niet. Ze moest gevuld zijn, omdat de materie energie doorgeeft. Volgens Newton staat de absolute ruimte los van de materie: de ruimte is leeg. De zwaartekracht werkt ook in de lege ruimte: de zon houdt de planeten in de banen van het zonnestelsel. Licht van de zon wordt via fotonen naar de aarde gebracht. 
Christiaan Huygens stelde dat licht een golfbeweging is. Er moet dus een medium zijn dat de golfbeweging overdraagt. Dit geldt ook voor geluid. 
Er dus een controverse tussen Newton (lege ruimte) en Huygens (medium). De eigenschappen passen in beide modellen. 
De Franse architect Étienne-Louis Boullée ontwierp in 1784 een cenotaaf (leeg graf) voor Newton, een tempel waarmee hij Newton wilde eren: kennis moest de nieuwe richtlijn worden voor het leven.
Het gebouw heeft de vorm van een werkelijk gigantische bol met gaatjes erin, waardoor het licht naar binnen komt en je zo de sterrenhemel, het universum kunt zien wanneer je binnenin de bol staat. Om de grootte van dit gebouw aan te geven: die rijen kegeltjes links en rechts, dat zijn bomen. De bol zou een diameter van 150 meter moeten hebben. Het monument is nooit gerealiseerd.

Politieke filosofie 

De theorieën van de politieke filosofie richten zich op het natuurrecht en het sociaal contract. Ook op dit terrein van de filosofie zijn drie klassieke filosofen te onderscheiden
  • Thomas Hobbes - een vertegenwoordiger van het tijdperk van het absolutisme
  • John Locke - vertegenwoordiger van het klassieke liberalisme
  • Jean-Jacques Rousseau - vertegenwoordiger van de vroege socialistische visie
Alle drie denkers vinden de oorsprong van hun zienswijze in de gedachtegangen van Galileo en Descartes en houden zich bezig met de mens als natuurlijk verschijnsel en hoe de samenleving moet worden ingericht.

Thomas Hobbes 

Thomas Hobbes is de filosoof van het absolutisme. Zijn boek Leviathan, or the Matter, Forme & Power of a Common-Wealth Ecclesiasticall and Civill. 
Het werk wil de samenleving reguleren door middel van staatsmacht. Menselijke driften moesten volgens Hobbes gereguleerd worden. Hij had een pessimistisch, illusieloos mensbeeld. De natuurlijke staat van de mens is gebaseerd op oorlog van allen tegen allen. Angst is de natuurlijk drijfveer van de mens. De belangrijkste basale behoeften in een samenleving zijn veiligheid en voedsel. 
De mens is begiftigd met rede, hij is geen homo homini lupus(de mens is een wolf voor zijn medemens). De natuurstaat van de mens leidt tot anarchie. Dat moet voorkomen worden door middel van een sociaal contract, waarbij de samenleving (de mens) afstand doet van het recht op geweld en het bewaren van orde en rust overdraagt aan de staat, of aan een overkoepelend monstrum (leviathan), wiens wil wet is (=absolutisme). 
Rechtspositivisme tegenover anarchie. Iedereen moet zich aan de gestelde wetten houden. Vrijheid wordt beperkt voor veiligheid van de samenleving. 
De vorst legitimeert zijn gezag door het sociaal contract (de wetten) met de samenleving. Hij mag macht uitoefenen. Deze instrumentele rationele middelen worden gebruikt om een gegeven doel te bereiken. Willekeur bij de uitoefening van de macht leidt tot terugkeer naar de natuurstaat van de mens en tot revolutie.

John Locke

Locke is de politieke filosoof van het liberalistische denken. Hij gaat uit van een optimistisch mensbeeld. Zijn overvloed theorie (abundance) vormt een contrast met de mening van Hobbes, die uitgaat van schaarste. Er is genoeg voor iedereen. 
Locke is een voorstander van centraal geregistreerd eigendomsrecht. Onder dat recht verstaat hij een verworven recht op (on)roerende goederen, waarin arbeid is geïnvesteerd. Voorkomen moet worden dat het eigendomsrecht wordt aangetast door bv. diefstal, of dat er door parasiteren misbruik van wordt gemaakt. Daarom moet er een overheid zijn die wetten maakt die bv. diefstal strafbaar stelt. Er is een politie-apparaat nodig om de rechtsstaat te handhaven. 
Het verschil met Hobbes is echter dat Locke's overheid een sociaal contract is dat door burgers onderling is overeengekomen. Zo lang alles goed gaat moet er niet worden ingegrepen. Laissez-faire of nachtwakersstaat. De overheid moet zo min mogelijk ingrijpen in de samenleving: liberale visie. We spreken ook wel van een impliciete legitimatie van het staatsgezag. De legitimatie komt niet langer van God, die wordt uitgesloten van de sociale orde van de samenleving. Samenleving niet meer gebaseerd op goddelijke openbaring. 
De Declaration of Independence is geïnspireerd door de liberale gedachten van Locke en op de visie van Montesquieu over de scheiding der machten: de trias politica, waarbij het functioneren van de wetgevende, uitvoerende en gerechtelijke macht wordt gecontroleerd door checks and balances. 
De onafhankelijkheidsstrijd van de Verenigde Staten was gebaseerd op vrijheid en gelijkheid voor iedere burger.  
Belangrijke vraag is: Wat is vrijheid? Vrijheid kent twee uitgangspunten:
  • we spreken van positieve vrijheid, als men ongehinderd de eigen plannen kan uitvoeren
  • we spreken van negatieve vrijheid als de eigen plannen worden beperkt, maar niet gehinderd 
Het liberalisme gaat uit een vrijheidsideaal, als het recht om  je eigen gang te gaan, in zoverre dat je een ander niet in de weg zit en in diens vrijheid belemmerd. 

Jean-Jacques Rousseau

Ook Rousseau gaat uit van een positief vrijheidsbegrip, maar meer revolutionair en socialer. De Franse Revolutie is de overgang naar de periode van de Verlichting en de Romantiek. Het Verlichtingsideaal is steeds optimistischer. Ook bij Rousseau. De mens in zijn natuurlijke staat is goed. Met de ontwikkeling van de politiek is de natuurlijke staat van de mens gecorrumpeerd. De culturele ontwikkeling en beschaving heeft het kwaad gebracht. De natuurstaat is de beste staat van de mens, maar we kunnen niet terug. We kunnen alleen ons gevoelsleven laten spreken, onze natuurlijke empathie voor de ander - de edele wilde - de natuurmens die nog een eenheid vormt met de natuur, is nog niet gecorrumpeerd. Ook in de opvoeding moet men het kind niets in de weg leggen, maar met vragen laten komen. Dit wordt het Romantisch Verlichtingsideaal,