Duizend jaar Europa I (1000-1300)- 16 maart 2015

Literatuur (I)

Verslag 6e hoorcollege

Inleiding

In de middeleeuwen kende men geen gedrukte boeken. Tekstrollen en manuscripten werden met de hand geschreven of gekopieerd door monniken in de scriptoria van de kloosters. Zij waren de geletterde bovenlaag. Het gewone volk, maar ook de meeste edelen konden niet lezen of schrijven.

Daarnaast waren de door monniken vervaardigde handschriften niet voor leken toegankelijk. De bevolking kende vooral een orale vertelcultuur. Deze verhalen werden niet opgeschreven, maar in families van generatie op generatie doorverteld.
Zowel de invloed van de klooster, als de orale vertellingen zorgden ervoor dat er een enorme stroom teksten in omloop was; vaak vertaald in verschillende talen en literaire vormen. Voorbeelden van de bekendste in omloop zijnde verhalen laten de voorkeur zien van vorsten, schrijvers, lezers en toehoorders:
Getijdenboek van de Meester
van Catharina van Kleeft en Lieven van Lathem

De handgeschreven kronieken, getijdenboeken, heiligenlevens en vertaalde werken uit de Oudheid werden geschreven en gekopieerd op:

Kopiist

Door het kopiëren met de hand ontstonden er veel verschillen tussen de exemplaren van een handschrift. Deze verschillen ontstonden doordat de monniken fouten maakten bij het kopiëren.

Aan het eind van de 15e eeuw verloor het vervaardigen van handschriften aan invloed, onder meer door de uitvinding van de boekdrukkunst. Met dit nieuwe proces konden boeken sneller en goedkoper worden vervaardigd. Uitvinder van de boekdrukkunst is Goethenberg.

Gruuthusehandschrift
Hultumsehandschrift

Er zijn niet veel originele verhalenbundels bewaard gebleven. De bekendste verzamelhandschriften zijn :

De literaire erfenis uit de Middeleeuwen die nu nog bekend is, is restmateriaal dat toevallig bewaard gebleven is. Veel is verloren gegaan door:

Aan de oorzaken voor het verlies van zoveel Middelnederlandse teksten moeten we natuurlijk ook oorlogen, branden en natuurrampen toevoegen. Vooral in de twintigste-eeuwse wereldoorlogen zijn veel bibliotheken in Noordwest-Frankrijk, België en Duitsland verloren gegaan, niet eens alleen door beschietingen en bombardementen maar ook door diefstal van elders tijdig in ‘veiligheid’ gebrachte kostbaarheden. De stadsbibliotheek van Lübeck aan de Duitse Oostzeekust werd al vanaf eind 1942 door de geallieerden gebombardeerd. Het rijke bezit aan middeleeuwse handschriften en incunabelen (boeken gedruk vóór 1500) wordt ondergebracht in zoutmijnen vijftig kilometer naar het oosten. Daaronder bevond zich ook veel materiaal uit de Nederlanden, want Lübeck behoorde in de middeleeuwen tot het internationale handelsverbond der Hanze. Bovendien sprak men er een taal die sterk overeenkwam met die van de Nederlanden. Om kort te gaan, de bibliotheek blijft door een wonder de hele oorlog door gespaard, maar de kostbaarheden in de zoutmijnen zijn in 1945 spoorloos verdwenen. Misschien duiken ze nog eens op in het Oostblok. Of in Zuid-Amerika, want vele nazi's wisten daarheen te ontkomen, met in hun bagage kunstschatten die een onbezorgde oude dag moesten garanderen.
Herman Pleij: Het literaire leven in de Middeleeuwen

De Middeleeuwse maatschappij

De Middeleeuwse maatschappij was theocentrisch, geloof in God stond centraal. De kunst, ook de literatuur, stond in dienst van het geloof en de kerk.

Daarnaast was de cultuur gericht op ridderlijk karakter. Men werd ridder door de ridderslag, waarmee werd trouw gezworen aan de heer. In veel verhalen vinden we dit kenmerk terug.
In de 12e en 13e eeuw overheerste de adel en de geestelijkheid het dagelijks leven. Dat verandert in de 13e en 14e eeuw met de opkomst van de burgerij.
Tot aan de 13e eeuw gingen veel verhalen over God, heiligen, edelen, ridders en koning. Met de opkomst van de burgerij ontstonden er nuttige verhalen; verhalen waarvan men wat kon leren (didaktische verhalen). Samengevat:

Hoofse liefde

Begin capitaal van
een manuscript afbeelding van een
minnezanger

Het woord 'minnezanger' komt van 'mene strel' = rondtrekkende zanger. Minnezangers trokken rond van hof tot hof en schreven hoofse liederen, soms in opdracht van een heer.

Verhalen waarin de hoofse liefde een rol speelt, zijn gekenmerkt door:

Minnesänger

Minnesänger

De minnezang kwam oorspronkelijk voor in het Spaans-Arabisch deel van Europa: het Iberisch schiereiland. In de 12e eeuw verspreidden de liederen zich via Frankrijk naar Duitsland. Tussen 1150-1170 ontstonden de eerste minneliederen in het Donaugebied. Dit waren vooral vroeghoofse liederen met invloeden van de Franse troubadours. Rond 1200 spreken van hooghoofse minnezang in de Lage Landen (Henric van Veldeke en Walther von der Vogelweide)

Henric van Veldeke

Henric van Veldeke

Henric van Veldeke leefde in de omgeving van Hasselt en Maastricht. Dit heeft men afgeleid uit zijn taalgebruik. Er zijn van hem zo'n 30 gedichten bewaard gebleven, allemaal over liefde en liefdesverdriet.

We lezen van hem drie gedichten. Blz 1 van de reader.
IV
 
  • Schone woord bit zeuten zange
  • Treusten dikken zwaren moed,
  • Die mag men gerne halden lange,
  • Want zij zijn ons altoos goed.
5
  • Ich zinge bit vele droeven moede,
  • Dore die schone ende die goede.
  • Op heren troost ich wijlen zank;
  • Zij hevet mich mistroost des is te lank.
  • Here stunde bat, dat zij mich trooste,
10
  • Dan ich dore zij lage dood,
  • Want zij mich wijlen ere erlooste
  • Oet maneger angestlijker nood.

Een verhaal van het verwerken van een verloren liefde. Woorden bieden troost, maar de herinnering zal nog lang duren. Het gemoed blijft droef, ondanks al het mooie en het goed. Ze heeft me ontmoedigt. Het zou beter zijn als ze me troostte, in plaats van dat ik door haar naar de dood verlang, want ze heeft me vaker uit moeilijke situaties gered.

VI
 
  • Die wereld is der lichtegheide
  • Al te roemelijke bald.
  • Hard krank is here geleide,
  • Dat der minnen doet gewald.
5
  • Die loosheid die men wijlen schald,
  • Die is verzoened euver al.
  • Beuze zeden werden ald,
  • Dat ons lange weren zal.

De wereld is vol lichtzinnigheid. De zedeloosheid, die vroeger werd afgekeurd, is geaccepteerd. Verdwijnen zo de hoofse idealen?

XXV
 
  • Men zeget veurwaar nu maneg jaar:
  • Die wijf die haten grawe haar.
  • Dat is mich zwaar
  • Ende is here misprijs,
5
  • Die liever hebben heren amis
  • Domb dan wijs.
  • Des mere noch min, dat ich gra bin:
  • Ich hat ane wiven kranken zin,
  • Die nouwe tin
10
  • Nemen veure ald gold.
  • Zij gien: zij zijn den jong hold
  • Dore ongedold.

Vrouwen hebben een hekel aan grijze haren. Ik ben grijs. Het is dwaasheid van de vrouwen om jongelingen verkiezen boven 'oud' goud (=ervaring). De dichter voelt zich miskend en uitgerangeerd.

Walther von der Vogelweide

Walther von der Vogelweide

Walther von der Vogelweide werkte aan het Weense hof. In zijn werk is veel liefdespijn te bespeuren.

Er is een onderscheid te maken in zijn werk:

Zijn latere werk bevat veel religieuze lyriek en uiteindelijk cultuurpessimisme.

We lezen een stukje van zijn werk op blz 2 van de reader.
12 e.v
  • dô was min friedel komen ê
  • Dâ wart ich enpfangen,
  • hêre frouwe, (niet duidelijk zijzelf? of Maria?)
  • dat ich bin sælic iemer mê
  • Kuster mich? Wol tûsentstunt:
  • tandaradei, (onomatopee = klanknabootsing nachtegaal?)
  • seht, wie rôt mir ist der munt.
  • [...]
28 e.v.
  • Daz er bî mir læge,
  • wessez iemen
  • (nû enwelle got!), sô schamt ich mich.
  • Wes er mit mir pflæge,
  • niemer niemen
  • bevinde daz, wan er und ich
  • und ein kleinez vogellîn -
  • tandaradei,
  • daz mac wol getriuwe sin.
  • [...]

Het gaat hier wel degelijk om lichamelijke liefde,niet de hoofse liefde!

Hildegard von Bingen

Illuminatie uit een manuscript
Hildegard von Bingen krijgt hemelse
inspiratie bij haar gedichten

Hildegard von Bingen was een Benedictijnse abdis van adellijke afkomst. In haar werken vinden we de Middeleeuwse mystiek terug. Ze was niet alleen een gevierd dichteres, maar haar veelzijdige ontwikkeling gaf haar ook politieke en diplomatiek invloed. De titel homo universalis is zeker op haar van toepassing. Ook al was ze abdis, was ze positief over seksuele relaties en verdedigde ze vrouwlijk plezier daarbij. Bekend is dat ze een geëxcommuniceerde toch in gewijde aarde liet begraven. Menselijkheid en empatie gingen voor de strikte regels van de kerk.

We lezen uit de reader een stukje uit Scivias. Blz 3
[...]
Maar als de trots een toren van ijdelheid (tegenstelling)in mij wil oprichten zonder het fundament van een stevige rots, en als die toren als maar hoger moet worden dan andere torens om mij heen, ach, wie komt mij dan te hulp? Waar is dan mijn God, mijn Koning? (Ps 83). Wat kan ik voor goed doen zonder God? Niets. En zo kijk ik op naar God die mij leven gaf en neem mijn toevlucht tot de maagd (Maria ) die de hoogmoed van de oud slang vertrapte... zo bespeur ik in de hoogte van God de zachtste deemoed en ik word de lieflijkheid gewaar van die onuitputtelijke balsem en verheug me op de zoetheid van God, als ware de geur van alle kruiden. En zo verweer ik mij ook tegen de laster met het sterke schild van de deemoed.

Opmerking: misschien geschreven in een tijd van kritiek?

Volksbaladen

Het waren twee koninghs kindren

Het waren twee koninghs kindren

Deze volksballade is niet geestelijk, maar een episch gedicht met een lyrische inslag. De dichter is onbekend. Het verhaal begint vrij abrupt. In het gedicht worden versnellingen en herhalingen toegepast.

We lezen de reader op blz 4 en 5
[17 ev]
  • 'Och dochter,' seydese, 'dochter!'
  • Alleen en meught ghy niet gaen:
  • Weckt op u jongste suster,
  • En laet die met u gaen.'
  • 'Mijn alder jongste suster
  • Dat is also kleynen kint;
  • Sy pluckt maer al de roosjes
  • Die sy in haer wegen vint;
  • Sy pluckt maar al de roosjes,
  • En die bladertjes laet sy staen,
  • Dan seggen maer al die lieden,
  • Dat hebben konincx kinderen gedaen.'
  • [...]
[45 ev]
  • Sy nam hem in de armen,
  • Sy kusten hem voor sijn mont,
  • 'Och mondelingh, kost ghy spreken!
  • Och hertje waert gy der gesont!'
  • Zy nam hem in haer armen,
  • Zy spronker mee in zee:
  • 'Adieu mijn vader en moeder,
  • Van u leven siet ghy my niet weer.
  • Adie mijn vader en moeder
  • Mijn vriendekens alle gelijck,
  • Adie mijn suster en broeder,
  • Ich vaerder na 't hemelrijk.'

De koningsdochter wil haar jonge zusje niet mee, dat komt haar niet uit nu ze haar geliefde gaat zoeken. Ze gooit het op vandalisme en de slechte naam die het koningshuis daaraan over kan houden. De moeder zwicht, en gaat naar de kerk waarna dochter haar gang kan gaan.

Aan het eind zegt het meisje dat ze naar het hemelrijk gaat! Na zelfmoord? Dat zag men niet zo! Dit moet je dus niet letterlijk nemen! Ze kondigt haar dood aan. Dit lied bevat een klassiek motief; een jongen en een meisje kunnen elkaar niet krijgen,Het water was te diep is hierbij gebruikt als metafoor voor onoverbrugbare obstakels: vijandschap, klasseverschil.

Het Nibelungenlied

Ook het Nibelunglied is door een anonieme dichter geschreven. Het gedicht komt uit het middelhoog Duits en beschrijft de ondergang van het Bourgondisch Koninkrijk (de Rijnstreek bij Worms). Waarschijnlijk is het rond 1200 ontstaan, dat wil zeggen op papier gezet, maar samengesteld uit een collectieve herinnering aan orale verhalen.

Siegfried verslaat de draak Fafnir Film van Fritz Lang 1924
Naast de ondergang van de Bourgonden heeft het verhaal links naar de sage rond Siegfried, verhalen uit de IJslandse Edda (de Volsungssage) en verhalen uit Noorwegen. Siegfried, een koningszoon uit Xanten, verslaat de draak Fafnir en baadt zich in het drakenbloed, waardoor hij onkwetsbaar wordt, behalve op een plek tussen zijn schouderbladen, waar tijdens het bad een boomblad op de huid zat. De persoon van Siegfried is fictief en berust niet op een historische figuur.
Het stuk is in de volkstaal geschreven en was bedoeld om het volk te vermaken. Centraal thema is de ondergang van het Bourgondisch Rijk door barbaarse gedrag, waardoor normen en waarden vervagen en menselijke gevoelens geleid worden door foute passies: het schenden van de hoofse waarden. Het stuk was rond 1800 bij het begin van de Romantiek en het opkomend nationalisme heel populair. In 1876 componeerde Richard Wagner zijn Ring des Nibelungen. In de nazi-periode werd Siegfried misbruikt als de verpersoonlijking van de 'blonde edelgermaan'.
De term 'Nibelungen' wordt vaak vertaald met 'nevelingen'. Dit is waarschijnlijk een foute interpretatie. Er schijnt een link te zijn met een Franse adellijke naam.

Personen en feiten

Er worden twee huwelijken gesloten:

Brunhilde heeft als voorwaarde voor het huwelijk gesteld, dat ze zal trouwen met de winnaar van een drietal wedstrijden:

Gunther weet dat hij weinig kans maakt om deze wedstrijden te winnen en roept de hulp in van Siegfried die door magie de drie wedstrijden voor Gunther weet te winnen. Brunhilde geeft zich gewonnen en er worden twee huwelijken gesloten.

We lezen de reader op blz. 6
616
  • Toen heer Siegfried dus naast Kriemhilde lag
  • en hij de jong vrouw zijn edele liefde gaf,
  • met grote tederheid, werden zij samen één.
  • Liever dan duizend vrouwen had hij haar alleen.

De huwelijksnachten van beide echtparen verlopen heel verschillend. Siegfried vindt het geluk bij zijn geliefde Kriemhilde.

631
  • Een heerlijk minnespel had hem te wachten gestaan
  • als de edele vrouwe hem had laten begaan,
  • maar zij werd zo woedend dat hij ervan schrok.
  • Hij hoopte liefde te vinden, maar stuitte op bittere wrok.
632
  • Ze zei: 'Edele ridder, laat dat achterwege,
  • Waarop u uw zinnen zet, daartoe ben ik niet genegen.
  • Ik wil maagd blijven toe ik weet hoe het zit.
  • Doet moet je onthouden.'Gunther onstak in drift.
Brunhilde en Gunther
633
  • Hij wilde haar bezitten en verkreukelde haar hemd.
  • Om haar middel zat een sierlijke band geklemd.
  • Het was een sterke gordel. Die naam ze in haar handen.
  • Toen maakte zij de koning op vreselijke wijze te schande.
634
  • Ze knevelde zijn voet en zijn hand met de band,
  • tilde hem op en hing hem aan een spijker in de wand.
  • Omdat hij haar slaap verstoorde, ontzegde ze hem de min.
  • Door haar kracht schoot hij zijn leven er haast bij in.

Tussen Gunther en Brunhilde loopt alles verkeerd. Ook nu komt Siegfried Gunther te hulp en maakt van Brunhilde een volgzame echtgenote.

664
  • Om zich niet te verraden verborg Siegfried zijn stem.
  • Gunther kon goed horen, al zag hij niets van hem,
  • dat er geen sprake was van vertrouwelijkheid
  • Het was voor hen in bed geen aangename tijd.
665
  • Hij deed zoals koning Gunther zich gedragen zou
  • en omsloot met aremen de roemrijke jonge vrouw
  • Zij goode hem uit het bed en tijdens dit gevecht
  • kwam hij hard met zijn hoofd op een voetenbank terecht.
674
  • Ze greep naar haar middel, naar de sierlijke band,
  • en wilde hem knevelen, dat belette zijn hand:
  • haar lijf en leden kraakten in het harde gevecht.
  • Toen werd ze Gunthers vrouw: de strijd was beslecht.
675
  • Ze zei: 'Edele koning, je moet me laten leven.
  • Het kwaad wordt goedgemaakt dat ik heb bedreven.
  • Tegen je edele minne verzet ik me nooit meer.
  • Dat jij een vrouw de baas kunt, ervoer ik al te zeer.

Opmerking: In de Middeleeuwen kende de huwelijkssluiting drie fasen:

De Ringelingschat

Het Nibelungenlied is door Willy Vandersteen bewerkt in de Ringelingschat met Suske en Wiske als bijkomende personages.

Fabel/dierdicht

Voorlopers en navolgers van de fabel of gedichten met dieren in de hoofdrol:

De Wolf en de Kraanvogel
We lezen de reader op blz 12: Esopet - De Wolf en de Kraanvogel
De Wolf en de kraanvogel
  • Een wolf becnaegde bene vele,
  • Hem bleef I stekende in die kele.
  • Hi beloefdem giften groet,
  • Diene holpe uter noet.
5
  • Met langhen hals quam daer een
  • Crane, die hem trac ute dat been.
  • Als die wolf al was ghenesen,
  • Wilde die crane ghepayt wesen
  • Doe seide die wolf: ,,hi es wel ontvroet,
10
  • Mijn here die crane, die om tgoet
  • Niet en penst, dat men hem doet.
  • Hi pensder omme, waer hi vroet.
  • Hi stac sijn hoeft in minen mont,
  • Ic lieten keren al ghesont.
15
  • Hoert hier wonder, soet liede,
  • Nochtan wil hijs hebben miede.
  • Souder emmer miede sijn,
  • Met meeren recht waer si mijn.''
  • Dus mach hi winnen, die doet
20
  • Den quaden ere ende doet.

Een fabel was een gedicht met een moraal. Bedoeling was dat de toehoorders of lezers er door werden gesticht. In dit verhaal: Stank voor dank, of Wie goed doet, niet altijd goed ontmoet:

Vos Reinaert

Versie van Reinaert de Vos

De oorsprong van de verhalen rond de vos Reinaert ligt in korte verhalen uit Frankrijk: Li Plaid en de Roman de Renard. Er zijn in Europa veel verschillende bewerkingen van dit verhaal bekend: Reineke Fuchs, Reintje de Vos (o.a. Disney) en vele andere. Alle verhalen zijn gebaseerd op Reinaert. Het Nederlandse gedicht Van den Vos Reinaerde is een sterker verhaal dan het originele, omdat de dieren nog dierlijk trekken hebben. Ook de compositie is sterker; het is geen moraliserend werk. Aan het eind mag de lezer/toehoorder zelf de conclusie trekken.

Het gaat hier om een satire. Alle mensen in het verhaal, of ze tot de adel, geestelijkheid, autoriteiten of burgerij behoren, ze zijn hebberig. Dat komt ze duur te staan. Reinaerd staat boven allen. Onbekend is voor welk publiek Reinaerd geschreven is.

Tibeert in het nauw
We lezen een deel van het verhaal op blz 13 van de reader. Deze vertaling is geestig en eigentijds.
reader blz 14 2e kolom
  • 'Ha, ha, God dank!' riep Martinet
  • 'Ik heb mijn valstrik goed gezet.
  • De dief is ernu in gelopen!
  • We zullen hem die haan verkopen!'
  • Hij stak een strootje in het vuur
  • om licht te maken en natuur-
  • lijk wekte hij direct zijn vader,
  • moeder, broers en zus. 'De dader
  • is gepakt!'riep Martinet.
  • Iedereen sprong vlug uit bed
  • en wou meteen participeren.
  • De pastoor wou ook presteren
  • en kwam uit bed, volledig naakt,
  • zoals God hem had gemaakt.
  • Terwijl zijn zoon al in de schuur
  • was, liep hij haastig naar het vuur
  • en greep de spinstok van vrouw.
  • Julocke van haar kant stak gauw
  • éen van de offerkaarsen aan.
  • De pastoor kwam naast Tybeert staan
  • en sloeg hem met Julockes spinstok
  • ongenadig op zijn kop,
  • terwijl hij nota bene zonder gêne
  • poedelnaakt stond op de scène!
  • Tybeert incasseerde slag
  • na slag, terwijl hij weerloos lag.
  • Niemand spaarde hem, wel neen!
  • Martinet wierp met een steen
  • zijn linkeroog uit. De pastoor, die
  • bloot stond in zijn volle glorie,
  • hief voor een enorme slag
  • zijn arm. Toen Tybeert zag
  • dat hij bijna was uitgeteld
  • vermande hij zich als een held
  • en zette de pastoor te schande!
  • In de aanslag sprong hij in de reet
  • van de pastoor en beet
  • zich vast in 't klokkenspel,
  • dat wordt gebruikt bij 't liefdesspel.
  • Een dingetje viel op de de vloer...
  • Julocke, diep geschrokken, zwoer
  • bij de ziel van haar papa
  • dat zij onmiddellijk bijna
  • haar hele jaarinkomen
  • veil had, als zij kon bekomen
  • dat dit schandelijk malheur
  • nooit ofte nimmer was gebeurd!
  • 'Verduiveld, jongen! Martinet,
  • waarom heb jij die strik gezet?
  • Zie uw vaders ingewanden!
  • wat een affront en wat een schande!
  • Al herstelt zich die kwetsuur,
  • hij zal geen passie en geen vuur
  • meer hebben in de liefde. Ach!

De reis van sente Brandaen

Sint Brandaan

Brandaen is een priester die 9 jaar over de wereld zwerft en Gods grootheid prijst.

Hij leefde rond 500, stichtte kloosters in Ierland, er is legendevorming rond zijn persoon.

We lezen in de reader blz 16/17
  • -Hoert! Hier
  • moghedi leren
  • Van den
  • goeden Gods
  • wijse-
  • Hoe dat twee
  • paradijse
  • Boven der
  • eerden waren.
  • Doe las hi
  • voert te waren,
  • Van vele
  • wonders
  • datmer in vant
  • Ende menich
  • groet eylant.
  • Oec las de
  • wijse heere,
  • Hoe dat eene
  • weerelet weer
  • Hier onder
  • dese eerde,
  • Ende alst hier
  • dach werde,
  • Dat daer dan
  • nacht zye.
  • Hi las dat
  • hemele waren
  • drie.
  • Van visschen
  • hi ghescreven
  • vant
  • Hoe dat een
  • wout ende een
  • lant
  • Ghewassen
  • stont up zine
  • zwaerde.
  • Dat wederseidi
  • aerde
  • Om datso
  • onghelovich
  • was.
  • Oec las hi hoe
  • dat Judas
  • Gheniette
  • Gods
  • ontfaermichede
  • Ende hi
  • ghenade
  • hadde mede
  • Alle sondaghes
  • nachte.
  • Hi en wilde no
  • hi en mocht
  • Dies emmer
  • niet gheloven,
  • Hi en saecht
  • met zinen
  • oghen.
  • Van toerne
  • verberrendi
  • den bouc
  • Ende gaf den
  • scrivere eenen
  • vlouc.
  • dat becochti
  • zint wel diere!

Sint Servaes legende - Henric van Veldeke

Crypte in de Sint Servaas

De legende van Sint Servaes is ca 1170 ontstaan. Het is een hagiografie: Via Sancti Servati - over het leven en de wonderen van Sint Servaes.

Het land (Limburg) had last van invallen van de Hunnen. Servaes ging naar Rome om hulp te vragen, maar kreeg die niet. Hij ging terug naar huis. Hij werd de heilige van Maastricht en deed na zijn dood vele wonderen.

We lezen in de reader blz 18
  • Doen coninck Karle ende sijne man
  • den seghe dae alsoe ghewan
  • - daer hem God dede ghenade -
  • doen waert hij des te rade
  • dat hij sijne boden sande
  • in Vranckrijke tot sijnen lande.
  • Doe hem God loest uuter noet
  • den busscoppen hijt ontboet
  • clercken ende gheleerden,
  • abden ende bekeerden.
  • Met goeden trouwen hij dat dede
  • end bat hon mit soeter bede,
  • den heren van Vranckrike,
  • ende ontboet hon vriendelike
  • wie dat hem erganghen was,
  • datten Gode ende Sinte Servaes
  • uuter sorghen verloeste
  • ende ghenadeliken trooste.
  • Hij ontboet hon sijne holde
  • op dat hon God gheven wolde
  • ter zielen dat ewich liecht,
  • dat sij voeren te Triecht
  • ende Sinte Servaes den werden
  • verhieuen uuter eerden
  • ende hoechden ende eerden
  • want hoem die eer wale betam
  • ende hij hem te hulpen quam
  • doen hoem des noet was;
  • want hem der goede Sinte Servaes
  • uuter sorghen verloeste
  • wijseliken hijt bedachte.
  • Dat Karle gheboden hadde soe
  • des waren die keersten voele vroe.

Om welke koning Karel het hier gaat weten we niet, het verhaal lijkt een epische concentratie, verhalen van verschillende personen die bij elkaar zijn gevoegd.

Tristan en Isolde

Tristan en Isolde

Het verhaal is ontstaan rond 1200. Het heeft kenmerken van de Keltische legenden. Het voorbeeld is een mengvorm van verhalen van verschillende schrijvers die over Tristan en Isolde schreven:

We lezen blz 22 van de reader
[...] Hij voerde hun geliefde lichamen mee naar Tintagel. Bij een kapel, links en rechts van de absis, liet hij ze begraven. Maar in de nacht steeg uit het graf van Tristan een groene doornstruik op, met rijk gebladerte, met sterke takken en geurende bloemen, die zich boog over het dak van de kapel en nederdaalde in het graf van Isolde. De mannen uit het land sneden de doornstruik af; de volgende morgen groeit hij weer op, even groen, even bloeiend, even sterk, en weer dringt hij door tot in het graf van Isolde. Tot dire toe beproefden ze hem te vernietigen; het was te vergeefs. Eindelijk meldden ze het wonder aan koning Marc; de koning verbood voortaan de doornstruik af te snijden. [...]

Voetnoot hierbij; de struik wordt 3x afgesneden, dit is het heilige getal 3, de struik staat symbool voor eeuwige liefde.