Doelstelling van dit college is vooral interesse wekken voor de muziek van de Hoge Middeleeuwen (1000-1300). Daarnaast wordt er aandacht besteed aan dwarsverbanden met andere disciplines binnen de humaniora.
De muziekgeschiedenis kent een aantal globale stijlperiodes:
Middeleeuwen - 500 -1400
gregoriaans en polyfone composities
Renaissancce - 1400 -1600
1600 - eerste opera gecomponeerd door Monteverdi. Overgangsfiguur tussen de Renaissance en de Barok
Historische gezien worden de Middeleeuwen afgebakend door de jaartallen 476 (Val van het West-Romeinse Rijk) en 1453 (Val van Constantinopel). Voor de muziek eindigen de Middeleeuwen rond 1400.
In de Griekse Oudheid speelde muziek een rol, maar we weten daarvan heel weinig. Slechts een paar melodietjes zijn bewaard gebleven.
De Middeleeuwse muziek vindt haar oorsprong in de Joodse religieuze muziek. Mogelijk heeft zich van daaruit de kerkmuziek ontwikkeld, maar daarover bestaat geen zekerheid.
Overgeleverde notaties voor muziek hebben alleen betrekking op vocale muziek. Er is niets bekend over het gebruik van instrumenten. Pas in de late Renaissance komen er ook notaties voor in de muziek voor gebruikte instrumenten en akkoorden. Toch moeten instrumenten bij de uitvoering gebruikt zijn. We kennen verschillende instrumenten uit afbeelding in de kunst. Ook zijn er beschrijvingen overgeleverd over hoe men een instrument diende te bespelen.
Ook over de volksmuziek we weten pas het een en ander na het jaar 1000. Notaties van muziek hebben zich gaandeweg ontwikkeld, daardoor ontstond er een wirwar aan notatievormen.
Paus Gregorius - Eenheid binnen Gregoriaanse muziek
Paus Gregorius (590-604) heeft eenheid aangebracht in de al eeuwen bestaande kerkmuziek. Hij legde de richtlijnen voor de muziek binnen de liturgie vast. In de volgende eeuwen is deze kerkmuziek geconsolideerd. Met name Karel de Grote streefde naar eenheid in het rijk en wenste deze eenheid ook in de kerkmuziek.
De strakke voorschriften van het Gregoriaans werden algauw een keurslijf, waarvan niet mocht worden afgeweken. Toch zagen de zangers mogelijkheden om binnen de melodie variaties aan te brengen.
tekst-tropen - waren er meer noten dan lettergrepen die moesten worden gezongen, dan werden er stukjes tekst ingevoegd op de extra noten
melodie-tropen - tussen de noten werden extra noten toegevoegd.
tekst/melodie-tropen - zowel tekst als extra noten werden ingevoegd.
De tropen ontwikkelden zich tot zelfstandige stukjes muziek. Dit zijn zogenaamde sequensen, die een aparte vorm aannamen: a bb cc dd .... n. Ook in het Gregoriaans ontstonden sequensen na het jaar 1000.
Kenmerken van het Gregoriaans:
eenstemmig
vrij ritme
geen maatstrepen
beperkte in omvang. De melodie beweegt zich rond de tonica
Het Gregoriaans is van enorme invloed geweest op de ontwikkeling van de muziek in latere eeuwen. Juist door de strakke voorschriften heeft zich uit het Gregoriaans de polyfone of meerstemmige muziek ontwikkeld.
Een van de bekendste sequensen is het Dies Irae, dies illa over de Dag des Oordeels. Hieronder staan twee versies van het Dies Irae
Dies Irae, dies illa door de monniken van de Notre Dame
Dies Irae, dies illa bladmuziek
Dies Irae, dies illa door de monniken van het Benedictijner klooster in Clervaux (L)
Het Dies Irae motief is beroemd en door verschillende componisten in latere stijlperioden gebruikt:
Hector Berlioz: Heksensabbat Dies Irae motief vanaf 3:21
Franz Liszt: Totentanz
Sergei Rachmaninov: Symfonie nr 1 in d klein
De eerste uitvoering van Rachmaninov's werk in 1897 verliep desastreus. Hij kreeg zoveel kritiek dat hij vier jaar lang niet in staat was om te componeren. Volgens een van de critici was het stuk zo erg, dat als er in de hel een conservatorium was de studenten een stuk zouden hebben gecomponeerd ronde de plagen van Egypte en als dat werk in de stijl van Rachmaninov zou zijn geschreven, dat de bewoners van de hel het stuk zouden hebben gewaardeerd.
Tegenwoordig wordt deze symfonie als een van Rachmaninov's beste werken gezien. In elke deel van de symfonie is het Dies Irae motief te horen. Rachmaninov schreef de symfonie uit de frustratie en woede over een stuk gelopen relatie met Anna Lodizheskaya. Dit kan worden afgeleid uit het Bijbelse citaat dat de symfonie meekreeg:
'Mij is de wrake, ik zal vergelden, sprak God' (Rom. 12:19)
Ditzelfde citaat gebruikte Tolstoj voor zijn boek Anna Karenina.
Andere componisten gebruikten het Dies Irae motief in een Requiem, waaronder Mozart, Verdi, Rossini , Fouré, Dvorzak, Benjamin Britten, Ligeti, Camille Saint Saens en Brahms.
Wolfgang Amadeus Mozart: Requiem
Guiseppe Verdi: Requiem
Camille Saint Saens: Requiem 3D straatkunst van Kurt Wenner: Dies Irae
De tekst werd door componisten opgeknipt en als zelfstandig muziekstuk verder ontwikkeld. Interessant is het verschil bij Mozart en Verdi op de frase Tuba mirum ... Gebruik Mozart een enkel instrument (trombone) om de bazuin te laten klinken. Bij Verdi is dat de hele sectie koper.
Stanley Kubrick verwerkt het Dies Irae thema in de openingsscène van de film The Shining, gebaseerd op het boek van Stephan King. Ook in verschillende andere films wordt de sequens van Dies Irae gebruikt: o.a. Door John Williams in verschillende Star Wars composities, in Jurassic Park. Ook in Lord of the Rings komen fragmenten voor waarbij gebruik gemaakt wordt van dit muziekthema.
Stanley Kubrick: Openingsscène uit The Shining
Dies Irae in the Movies
Een bijzondere compositie is die van Karl Jenkins. Deze muziek is gebruikt voor een compilatie van video's die gebruikt zijn in de Star Wars video games: the Old Republic en the Force Unleashed 2. Te mooi om niet te vermelden, evenals the thema van Rey, Kylo Ren en een improvisatie op de piano van John Williams grandiose muziek
Star Wars - Dies Irae
Star Wars The Force Awakens Rey's theme- Dies Irae
Star Wars The Rise of Skywalker Kylo Ren's theme- Dies Irae
Star Wars The Rise of Skywalker Dark Rey en Rey's thema improvisation piano - Dies Irae
Het Gregoriaans is een archetype in de muziek geworden. Ook moderne musici gebruiken de thematiek in hun werken.
De tekst-melodie tropen en de sequensen houden het Gregoriaans in ere. Binnen het keurslijf werd een vorm van meerstemmigheid gevonden door boven lange noten een melodie in te voegen op de kwint. Dit is het melismatisch Organum. De stemmen werden meer en meer zelfstandige partijen. De meerstemmig muziek die zich uit het Gregoriaans heeft ontwikkeld vinden we alleen in West-Europa. Alle volksmuziek is overal éénstemmig. Meerstemmigheid leidde tot het gebruik van klankharmonieën en akkoorden.
De werken moesten gecomponeerd worden en konden niet meer geïmproviseerd worden uitgevoerd. De meerstemmige partijen moesten met elkaar harmoniëren. De meerstemmigheid vereiste ook het vastleggen van de partijen in muzieknotatie. In de muziek ontstond steeds meer behoefte aan consolidatie van het muzikale ordeningsprincipe, zoals de acht toonladders. De meerstemmigheid heeft de ontwikkeling van de polyfonie bevordert.
Guido van Arezzo is de ontwikkelaar van het notenschrift. Hij leefde als monnik in het klooster van Pomposa bij Ravenna, maar vertrok later naar Arezzo. De 4-lijnige notenbalk is van zijn hand. Daarnaast ontwikkelde hij de Guidonische hand.
Guidonische hand
Iedere top en ieder gewricht van de vinger stelde de hoogte van één van de ongeveer twintig noten van een muziekstuk voor. De leider van het koor wees tijdens de uitvoering naar een deel van de vingers, zodat ook ongeletterden gezamenlijk konden zingen.
Voor Guido van Arezzo werden vocale stukken genoteerd met zogenaamde neumen. Boven de tekst werd een teken geplaatst, zodat de zangers wisten hoe de lettergreep gezongen moest worden.
De notatie van de muziek op de 4-lijnig notenbalk was nog niet ritmisch.
Aan het eind van de Middeleeuwen werd muziek gezongen die niet langer door het ritueel van het strakke Gregoriaans werd geleid. Gregoriaans is er nog proforma, maar is nog slechts een basis, en is als muziekstijl uitgewerkt. O.a. Johan Huizinga noemt in Herfsttij der Middeleeuwen de strakke regelgeving als oorzaak voor het ontstaan van barsten in de toepassing van het Gregoriaans en de ontwikkeling van de meerstemmige muziek. Een andere auteur over de ontwikkelingen in de late Middeleeuwen is Barbara Tuchman met haar boek De waanzinnige 14e eeuw.
De eerste componist in West-Europa was Hildegard von Bingen. Haar muziek kreeg ze als hemelse inspiratie en noteerde ze op een wastafel. Haar secretaris Volmar, een monnik, werkte haar werk uit.
De muziek van Hildegard von Bingen lijkt op het Gregoriaans, maar haar werk heeft eigen stijlkenmerken. Bekend is O Ignis Spiritus, dat ze rond 1150 componeerde. Ze werkt met een melodie, herhaalt de melodie en gaat over een nieuwe melodietjes. Haar muziek kent vrijheid en is informeel, maar heeft toch eenheid en wetmatigheid. Daardoor is haar muziek niet saai. Ritme en snelheid werden niet aangegeven. De muziek wordt puur op hoogte gezongen en is niet polyfoon. Zuiver zingen zonder ondersteuning van instrumenten is bijzonder lastig.
Hildegard von Bingen: O Ignis Spiritus Catherine Braslavky: Le marriage du ciel et de la terre
Gothic Voices CD - A feather on the breath of God (met O Ignis Spiritus
Hildegard von Bingen is later abdis van een eigen vrouwenklooster geworden, waar uitsluitend adellijke jongedames uit Bingen en omgeving konden intreden.
Naast haar functie als abdis was Hildegard ook een zieneres en heeft veel geschreven over de natuur. Ze was diplomate en raadgeefster van de autoriteiten uit haar tijd.
Hildegard von Bingen: Ordo Virtutum Karthäuserkirche, Basel
Een ander bekend werk van Hildegard von Bingen is Ordo Virtutum. Het is een allegorische voorstelling met verschillende rollen. De zangers werden mogelijk tijdens de uitvoering begeleidt met blokfluit en harp.
Ordo Virtutum gaat over de Deugd die belaagd wordt door de Duivel. De jonge nonnen speelden de rol rond de Deugd. Volmar had de rol van de Duivel. Het stuk duurt een uur.
Het is vergelijkbaar met Elckerlyc.
Margaretha von Trotta: Vision over het leven van Hildegard von Bingen
De film Vision (2009) van Margaretha von Trotta toont het leven van Hildegard von Bingen in het klooster, waaronder een uitvoering van Ordo Virtutum. De nonnen en Hildegard zelf hebben zich uitgedost, wat bij oudere nonnen niet in de smaak valt. Het kloosterleven was saai en de rijke jongedames hielden ervan om zich zo nu en met opsmuk te tonen. De uitvoering was daarvoor een geschikte gelegenheid.