Duizend jaar Europa I (1000-1300)- 16 februari 2015

Middeleeuwse filosofie (II)

Verslag 4e hoorcollege

Arabische filosofie

Het "Credo quia absurdum" van Bernardus van Clairvaux dreigde het debat over de relatie tussen rede en geloof van de vroege scholastiek te smoren. De invloed van een aantal Arabische en Joodse denkers uit Spanje en de Islamitische wereld zorgde echter voor nieuwe impulsen. Deze denkers afkomstig uit het Midden-Oosten putten uit dezelfde bronnen als de vroege scholastici. In de Hellenistische periode waren de werken van Plato en Aristoteles in het gebied dat door Alexander de Grote was veroverd veel vollediger en in het Grieks bewaard gebleven. De Arabische denkers, voornamelijk artsen en juristen uit landen als Perzië en Syrië, konden direct kennisnemen van die klassieke werken, omdat ze naast het Arabisch ook het Grieks beheersten. Zij vertaalden de werken van Plato en Aristoteles in het Arabisch, de taal van Islamitische geleerden; vergelijkbaar met het Latijn - de lingua franca - onder Westeuropese denkers. Op die manier werden naast de Koran - dé bron die rechtstreeks van Allah is overgeleverd - ook de oude Klassieken in de Islamitische wereld verspreid.

Islamitische en Joodse denkers uit Al-Andalus, het kalifaat op het Iberisch schiereiland, onderhielden relaties met handelsposten als Toledo en Cordoba en Palermo op Sicilië. Via deze handelsposten verspreidden de Arabische vertalingen en de Griekse versies van de uitgebreide bronnen zich in de 12e en 13e eeuw ook binnen het Westeuropese denken; wat voor een opleving van de kennis van het Grieks zorgde. Ook was het Islamitisch denken van invloed op de universaliënstrijd.
Al-Farabi
Avicenna
Belangrijke Islamitische denkers in Perzië waren Al Farabi (870-950) en Abu Ali Al-Hoessein Ibn Abdoellah Ibn Sina die in het westen bekend werd onder zijn gelatiniseerde naam Avicenna (980-1037). Avicenna was arts uit Perzië, dat na de veroveringen door de Arabieren geïslamiseerd was.
Een derde belangrijke Joodse geleerde eveneens afkomstig van het Iberisch schiereiland was Mozes Maimonides (1135-1204). In de Islamitische wereld werden minderheden van andere geloofsrichtingen gedoogd. Zo kende Cordoba ook een minderheid van christenen. Binnen de Islam hadden Joden en Christenen een aparte status, omdat zij "volkeren van het boek" waren. Dat wil zeggen dat zij voorlopers waren van het geloof, zoals dat door de profeet Mohammed van Allah was ontvangen.
Mozes Maimonides
Maimonides schreef onder meer "De Gids der Verdoolden"; een leidraad voor jonge studenten die door hun studie aan de universiteit in verwarring werden gebracht over het geloof en de rede. Dit soort richtlijnen en regels vinden later terug bij Thomas van Aquino.
Averroës
Cordoba was de woonplaats van een van de meest omstreden denkers uit de 12e eeuw: Abu 'l-Walid Mohammed Ibn 'Ahmad Ibn Rušd in de westerse filosofie eveneens bekend onder zijn gelatiniseerde naam: Averroës (1126-1198). Zijn uitspraken veroorzaakten frictie tussen de filosofie en de christelijke geloofsgemeenschap, maar ook binnen de islamitische orthodoxie. Hij was een aanhanger van het Aristotelisme, de leer van Aristoteles. Hij was een adept van de Griekse filosoof. Volgens hem had Aristoteles de intellectuele wereld gevormd en geschoold en stond filosofisch inzicht boven de geopenbaarde religie. Hij verdedigde zijn standpunt door te stellen dat filosofie en geloof niet met elkaar in strijd waren. De Koran bevatte, volgens hem de geloofswaarheid voor de gewone man in praktische verhalen. Voor de geletterden waren er nog andere werken om filosofisch inzicht te vervolmaken, waardoor de geopenbaarde waarheid uit de Koran een grotere betekenis kon krijgen. Averroës was van mening dat de geleerden de Koran allegorische moesten nemen.
De geopenbaarde religie was gegeven in begrijpelijke taal voor het volk. De openbaringen lieten geen tegenspraak toe. Volgens Averroës konden door middel van overdenken meerdere interpretaties van de geopenbaarde tekst gegeven worden. Daarom moesten de openbaringen worden opgevat als allegorische interpretaties. Deze allegorische stroming staat bekend als de "Islamitische Verlichting". Via Spanje en Sicilië drong Averroës' visie door tot het westerse denken. Later werd Aristoteles aangeduid met "de filosoof" en Averroës met "de commentator". Zijn commentaren op Aristoteles zijn via vertalingen uit het Arabisch naar het Latijn tussen 800-1200 verspreid.
Averroës was bepaald niet onomstreden. Op zijn visie kwam veel kritiek van geloofsgenoten binnen de Islam. Dit kan worden gezien als een voorafschaduwing van de ontwikkelingen binnen de christelijke filosofie.
Averroës' grootste opponent was Al-Ghazali (1058-1111). Hij was een van de laatste Islamitische denker, maar eigenlijk meer theoloog en anti-filosoof in zijn strijd tegen de filosofische opvattingen van Averroës. Door middel van spitsvondigheden wilde hij de metafysische visie van Averroës ontkrachten. In de christelijke wereld zien we later eenzelfde ontwikkeling. Daar is de kritiek op het "metafysisch realisme" van Averroës geüit door de "voluntaristen" (Het begrip ‘voluntarisme’ is afgeleid van het Latijnse woord voor ‘wil’ (voluntas) en staat voor een stroming binnen de ethiek die de prioriteit van het handelen bij de wil legt) Zie voor verdere uitleg van het begrip, later ook door de "nominalisten" (Het nominalisme is een richting binnen de wijsgerige semantiek die stelt dat er aan de algemeenheid van begrippen, zoals bijvoorbeeld ‘mens’ niets in de werkelijkheid buiten de menselijke geest beantwoordt)Zie voor verdere uitleg. In later eeuwen o.a. bij David Hume (1711-1776).

Voluntarisme

Deze denkwijze gaat uit van "het willen". Dingen ontstaan als een keten van oorzaken.

Een voorbeeld: een biljart bal rolt doordat hij aangestoten wordt door een vorige bal. Het rollen van de biljartbal ontstaat door een secundaire oorzaak (causaliteit).

De voluntaristen zagen God als oorzaak van alles, omdat Hij dat wil. In deze gedachtegang worden de natuurwetten doorbroken. Er is een opeenvolging van gebeurtenissen. Eerst A dan B. A is de oorzaak van wat er met B gebeurt. B komt - in beweging (ontstaat) - door A.

Ander voorbeeld: een lucifer wordt afgestreken, er ontstaat een vlammetje, waardoor een papier gaat branden. Theoretisch is het mogelijk dat het papier niet in brand vliegt, omdat het dat niet wil, of het vlammetje ontstaat niet als de lucifer wordt afgestreken.

In werkelijkheid gaan we uit van patronen en gewoonten: het zal wel zo zijn dat het vlammetje het papier doet ontbranden, want dat gebeurt altijd. We noemen dit de oorzakelijkheid van een gebeurtenis.

Het voluntarisme gaat uit van de vrije wil. God (Allah) is de primaire oorzaak van alles, maar hij had het ook anders kunnen doen en hij kan het altijd nog anders doen. Hij herschept steeds. Deze stellingen verdedigde Al-Ghazali in de Weerlegging der Filosofen, waarmee hij doelde op de metafysische visie van Averroës.
Averroës had het tij niet mee. De orthodoxe visie van Al-Ghazali en zijn aanhangers bepaalden binnen de Islam de trend. Dit is het grote verschil tussen de weg die de Islamitische filosofie nam en de visie binnen de christelijke filosofie. In de christelijke filosofie stelde men zich gematigder op: de orthodoxie was nog geen uitgemaakte zaak. De ideeën van Thomas van Aquino werden pas in de 19e eeuw de officiële kerkleer (thomistische filosofie).

Reacties vanuit de Christelijke visie

In 1210 verbood de bisschop van Parijs het onderwijs in de Aristotelische natuurfilosofie (de Fysica). In de leer van Aristoteles zaten elementen die onverzoenbaar waren met de Christelijke leer.

Averroës commentaren en uitleg van de leer van Aristoteles was niet voor iedereen geschikt. Een drietal elementen uit de leer van Griekse filosoof botsten met de Christelijke Openbaringen uit de Bijbel.

Er kwam veel protest tegen het verbod. Dit leidde tot een vergroting van de interesse in de werken van de Antieken.

In 1231 herriep de paus de ban op de studie van Aristoteles en Averroës. In 1277 volgde een nieuwe verbod op het gebruik van de werken van de filosofen. Dit hield echter niet in dat Aristoteles en Averroës niet meer in Parijs werden onderwezen. Binnen bepaalde grenzen werd de studie gedoogd, mits natuurfilosofen zich niet met theologische zaken in lieten.
Toch bracht het verbod vernieuwingen in het denken. Door afstand te nemen van Aristoteles kwam er ruimte in het filosofisch denken. De veroordeling van Aristoteles' leer werd een bron van vernieuwing, terwijl het de orthodoxie bescherming bood. Juist door de vernieuwingen in het denken ontstonden inzichten die aantoonden dat Aristoteles het niet altijd bij het juiste eind had. Met name de theorieën van Galileo Galilei met betrekking tot de bewegingsleer toonden onvolkomenheden aan in de leer van Aristoteles.

Thomas van Aquino

Bonaventure en Thomas van Aquino
Thomas van Aquino leverde kritiek op het Godsbewijs van Anselmus. Daarvoor in de plaats stelde hij vijf wegen met 'a posteriorische' bewijzen (bewijs afgeleid uit ervaring). Anselmus ging uit van het ontologisch Godsbewijs, Thomas is een aanhanger van de negatieve theologie: aangeven wat God niet is.
Aristoteles hield zich vooral bezig met de zintuigelijke werkelijkheid. De bovennatuurlijke werkelijkheid valt buiten de natuurfilosofie.
Volgens Thomas van Aquino (bekend onder zijn scholastische onderscheidingen 'doctor Angelicus en doctor Communis '), zijn er vijf wegen om tot een Godsbewijs te komen. Dit zou duiden op het bestaan van vijf goden, maar wel een en ondeelbaar. De vijf wegen maken onderscheid waarop de creatuur (schepping) zich tot God verhouden. Er is sprake van een veelheid van schepselen. De schepping kent een grote veelzijdigheid en onuitputtelijkheid.

In de Metafysica van Aristoteles is sprake van de Eerste Onbewogen Beweger (de zijnde). Degene die de oorzaak van alle beweging (zijnden) is. De Zijnden komen voort uit de Zijnde. Het begrip is tweeledig:

De Metafysica van Aristoteles kan worden gezien als Theologie achter Aritstoteles' Fysica (beschrijving van de werkelijkheid).

De Eerste Onbewogen Beweger is de oorzaak van de beweging in de werkelijkheid. Elke beweging is een streven naar een bestemming, een bepaalde verwerkelijking. Iedere beweging is een realisatie van een bepaalde potentie. De ontplooiing van een wezen. Dit is een natuurlijke beweging.
Voorbeeld: een eikeltje heeft de potentie in zich om uit te groeien (= beweging) tot een eik.

De hele natuur is van realisatie van potentie doortrokken.

In de 16e eeuw toonde Galileo Galileï aan dat denkwijze van Aristoteles niet altijd opgaat. Hij toonde aan dat de beweging ook tot stand kon komen door mechanische beweging.
Aristoteles ziet beweging als vallen naar een natuurlijke bestemming. Dit is gebaseerd op de vier elementenleer van aarde, water, lucht en vuur. De elementen streven naar hun eigen ontplooiing. Deze leer bepaalde in hoge mate het wereldbeeld van het denken in de Middeleeuwen.

De bewegingen van de elementen zijn abrupt en vormen zo de ondermaanse (onder de maan = op aarde) werkelijkheid.

Boven de werkelijkheid is de wetmatigheid van de hemellichamen die met regelmatigheid bewegen. Dit is het bovenmaanse (=het Goddelijke). Het is een volmaakter element; het vijfde (aether). Aristoteles noemde dit de quintessence. Elke wezen streeft naar de volmaaktheid (quintessence) van zijn potentie, want dat is zijn natuurlijke bestemming.
Voorbeeld: een paard streeft er naar een volmaakt paard te zijn. Zo ook de mens die streeft naar zijn eigen volmaaktheid. De mens is een animale rationale. Dit komt uit Aristoteles' Ethiek. De mens streeft naar zelfverwerkelijking. De ontwikkeling van het denken en contemplatie. De mens is ook gericht op het praktisch bewust leven (ethisch handelen). Er blijft altijd iets te verwezenlijken over.

Ideal gezien bezit ieder wezen een deel nog niet verwerkte potentie ontstaan uit de Eerste Onbewogen Beweger. Een wezen is materie (geschiktheid tot) en vorm (werkelijkheid).

Voorbeeld: een vaas (vorm) bestaat uit klei (materie). De volmaakte materie heeft het vermogen om een volmaakte vaas te scheppen. De werkelijkheid bestaan uit vormen die nog niet een zuivere volmaakte vorm hebben, maar streven naar een ideale zuivere werkelijkheid.

Universaliënkwestie

De Dominicanen namen het realistische standpunt in. De Franciscanen waren nominalisten. Zij onderschreven het primaat van de praxis. Het zijn woorden en namen.

De kwestie was een beweging binnen de theologie tegen de hoogmoed (hybris) om met het denken de werkelijkheid te doorgronden. Wij zijn daartoe niet in staat. Het is voorbehouden aan de almacht van God. God wilde deze werkelijkheid omdat het goed is. Deze stelling kan ook omgekeerd worden gelezen: het is goed, omdat God het wil.

Johannes Dun Scotus (1266-1308)

Johannes Dun Scotus

Johannes Dun Scotus was een franciscaan. Hij is als het ware de evenknie van Thomas van Aquino, de grote theoloog van de dominicaner orde. Hij ging uit van een omkering van de traditionele verhouding van het individuele en het universele. De mens heeft alleen toegang tot de dingen door de begrippen die hij in de werkelijkheid ziet. Dit bewijst het onvermogen van de mens om de volmaaktheid te kennen. Er is de wil om het goede te doen. De wil bepaalt de handelingen niet het intellect. Hij wordt aangeduid met de scholastische onderscheiding doctor Subtilis' (= 'fijnzinnig docent') en 'doctor Marianus'.

Willem van Ockham (1288-1347)

William van Ockham

William van Ockham wordt ook wel aangeduid met zijn titel doctor Singularis et Invincibilis; Venerabilis Inceptor'. Van Ockham was een nominalist en is de laatste grote scholasticus. Hij wordt gezien als de voorloper van de moderne wetenschap. Zijn stelling: de namen die we geven zijn gebaseerd op abstracte concepties. Zijn bijnaam: doctor invincibilis, Zijn denken bezat een scherpte en met zijn stellingen polemiseerde hij het debat. Zijn attribuut is een scheermes, want alleen het strikt noodzakelijke - de kale werkelijkheid - was belangrijk.

Roger Bacon (1214-1292)

Roger Bacon

Bacon was een natuurvorser. Zijn stelling was dat om de werkelijkheid te begrijpen de mens naar de natuur moest kijken. Hij experimenteerde en deed aan bronnenonderzoek. Hij was een voorloper van het humanistisch denken. Roger Bacon wordt ook wel aangeduid met de scholastische onderscheiding 'doctor Mirabilis'

De Britse denkers zijn allen Franciscanen. Ze verzetten zich tegen de hersenspinsels van de Dominicanen. De Angelsaksische filosofie ging veel meer uit van de zintuiglijke waarneming van de wereld.