Duizend jaar Europa III (1500-1650)- 1 februari 2016

Verslag 2e hoorcollege - Geschiedenis II

Tijdlijn 1500-1650


Contra-Reformatie

Op de aantijgingen van Luther en Calvijn kwam een reactie van de katholieke kerk van Rome. De misstanden die de beide kerkhervormers publiek maakten, waren binnen de kerk van Rome bekend. Onder andere Erasmus had in zijn werken hierop gewezen.
De pausen die tussen 1471 en 1534 de pauselijke waardigheid bekleden: Sixtus IV, Innocentius VIII, Alexander VI, Julius II, Leo X en Clemens VII, waren berucht om hun immorele gedrag en hun enorme geldverspilling.
Ook bij de vorsten had het idee post gevat dat er veranderingen en hervormingen moest komen, maar niet in de geloofsleer.
Men maakte een onderscheid tussen theorie en praktijk. In de praktijk waren er al decennia hervormingsbewegingen aan de gang. De theorie was dat men de geloofsleer moest herformuleren.
De eerste post-Renaissance paus was paus Paulus III. Hij richtte zich op de morele en spirituele macht van het pausschap. Dat moest vooral een spiritueel leiderschap zijn.
Hervormingen binnen de kerk kwamen al eeuwen tot stand tijdens concilies. Dit is een vergadering van alle bisschoppen onder auspiciën van de paus.

Concilie van Trente

De voorbereidingen voor het Concilie van Trente begonnen eigenlijk in 1517 toen Luther en de Duitse bisschoppen hierom vroegen. Ook keizer Karel V was een voorstander van een concilie in de hoop dat dit de lutheranen en de katholieken weer zou verzoenen, waardoor de stabiliteit in zijn rijk zou zijn gered. Paus Clemens VII hield het bijeenroepen van de bisschoppen tegen en pas onder paus Paulus III werden de plannen gerealiseerd. Het concilie werd gehouden in Trente, een stad in het prinsdom
Een vergadering tijdens een van de zittingsperioden
van het concilie van Trente
Trente dat onderdeel van de Oostenrijkse Kreis en zodoende in het gebied lag dat onder het gezag van Karel V stond, voor paus Paulus III was dit aanvaardbaar, omdat Trente niet zo ver van Rome lag.

Het concilie duurde van 1545-1563. De opkomst was niet groot, van de 500 bisschoppen waren er soms minder dan 80 aanwezig. Ook werd er jarenlang niet vergaderd. Er zijn drie zittingsperioden geweest,1545-1547, 1551-1552 en 1562-1563
. Allerlei geloofszaken en misstanden binnen de katholieke kerk werden tegen het licht gehouden. Er kwam een interne hervorming van de liturgie tijdens de mis (Tridentijnse mis die teruggaat op formulieren ten tijde van Gregorius de Grote) en er kwamen hervormingen van de oude geloofsleer:
Een uitgebreide beschrijving van het Concilie van Trente, de voorbereiding ertoe, de zittingsperioden en de besluiten is te vinden op: Lucepedia
In de praktijk waren de nieuwe regels niet zo streng en waren er mogelijkheden om bisdommen een eigen koers te laten varen. Dat is min of meer het succes van de Rooms-Katholieke Kerk. Wel stelde de Katholieke Kerk dat zij het enige ware geloof verspreidden. Met deze laatste stelling gingen de kerk de Reformatie te lijf.

Orde der Jezuïeten

De strijders van de Contra-Reformatie zijn de Jezuïeten. De oprichter van de orde is Ignatius van Loyola. Oorspronkelijk was deze edelman militair, maar na een bekeringsmoment ging hij theologie studeren. Hij verzamelde een vriendengroep om hem heen en stichtte een nieuwe kloosterorde, die door paus Paulus III erkent werd.
Het doel van de orde der Jezuïeten is het behouden van de katholieke geloofsleer en het steunen van de paus.
De stichter vormde de orde op basis van de organisatie vorm die hij het beste kende: militaire hiërarchie. Het hoofd van de orde is de pater-generaal. Het is een elite groep waarvan de leden in de wereld staan en zich niet afzonderen in grote kloostergemeenschappen. Er zijn wel Jezuïetenkloosters, maar deze hebben een geringe omvang.
Van een Jezuïetenpater wordt verwacht dat hij twee academische studies volbrengt. De orde is sterk gericht op vorming en onderwijs. Ze richtten zich vooral op de kinderen van de elite en waren in de 16e eeuw de biechtvader van verschillende vorsten.
In het dagelijks leven gaan ze niet gekleed in een habijt, maar dragen slechts een priesterboord en een kruis. Ook houden Jezuïeten zich bezig met schrijverschap en journalistiek.

Heilige inquisitie

Bij de inquisitie zijn twee stromingen te onderscheiden
  • de Spaanse Inquisitie - opgericht in 1478
  • de Romeinse Inquisitie - met de zetel in het Vaticaan, ook bekend als de Heilige Officie
Het doel van de inquisitie was het opsporen van ketterijen. Ze probeerden de misleide gelovigen weer op het rechte pad te brengen en gingen niet over tot straffen. Bleef een gelovige de dwaalleer volgen dan werd hij uitgeleverd aan de burgerlijk rechter.
Bekentenissen van ketterij werden echter meestal door middel van marteling verkregen. In de middeleeuwse rechtspraak was een bekennende dader voldoende voor het uitspreken van een vonnis. Bewijs van de misdaad was van secundair belang. Een verdachte kon meteen bekennen, maar bleef hij zijn onschuld volhouden, dan wachtte hij de pijnbank.
De martelpraktijken liepen bij verdenkingen van hekserij en ketterij heel vaak uit de hand.
De Inquisitie stond onder gezag van de Dominicaner Orde. Ook in de Nederlanden hebben de Dominicanen de inquisitierechtbanken geleid. Een bekend inquisiteur was Franciscus Sonnius (1506-1576). Hij was een humaan rechtspreker en was een tegenstander van veroordeling van veel bekeerde ketters.

Zie voor meer informatie over Franciscus Sonnius: De Tachtig Jarige Oorlog - Universiteit van Leiden

Andere groeperingen tijdens de reformatie

Wederdopers

Naast de nieuwe leer van Luther en Calvijn traden nog andere reformatie groepering op. Een bekende groepering was de groep van de Wederdopers.
De aanhangers waren bijzonder fanatiek. Ze voorspelden het einde der tijden en schrokken er niet voor terug om op de Dam in 1576 een naaktdemonstratie te houden.
In Münster wierpen ze het bestuur omver en stichtten daar een Godsstaat. Ze werden verslagen en uitgemoord.
Een bekende Nederlandse wederdoper was Menno Simonsz. Hij formuleerde de gedachten achter de Wederdopers opnieuw en zag af van geweld. De Wederdopers zijn principieel pacifistisch. De leden weigeren om wapens te dragen. In de tijd van de dienstplicht werden Wederdopers vrijgesteld en mochten ze alternatieve dienstplicht uitvoeren.

Artikel van het Historisch Nieuwsblad over de Wederdopers: Het Geweld bij de Wederdopers

Economische ontwikkelingen na 1550

De Boerenopstanden in Duitsland, de opkomst van de Wederdopers waren uitingen van onvrede over het onrecht dat de lagere groeperingen van de bevolking werd aangedaan. De bedoeling was om sociaal onrecht te herstellen.
In de 16e eeuw komt een economische omwenteling op gang die door sommige historici gezien wordt als een vorm van vroeg-kapitalisme.

De leden van ambachtsgilden hadden kapitaal nodig om een eigen productie eenheid op te zetten. Weverijen in o.a. Vlaanderen leverden wollen stoffen aan kooplieden. De prijs die de kooplieden betaalden werd door hen zo laag mogelijk vastgesteld. Er werden zelfs vaste prijsafspraken gemaakt. Hierdoor werden de wever afhankelijk van de afnemer en de leverancier van hun product. De kooplieden bepaalden ook welke soort wol gebruikt moest worden.

Deze afhankelijkheid van de ambachtslieden zette een herverdeling van de inkomsten in gang. De handel, de kooplieden en de leveranciers profiteerden van de hoge prijzen door de inflatie. De ambachtslieden en de kleine boeren zijn de dupe van de vaste prijzen waarvoor zij moeten leveren. Maar de boeren en oude adelsgeslachten leefden ook van de opbrengsten van oude rechten. Deze rechten zijn echter steeds minder waard, waardoor de levensstandaard daalt.
Dit werd door het volk niet begrepen. De slechtere leefomstandigheden schepten onzekerheid en er ontwikkelde zich een onderstroom van woede, waarvan predikers profiteerden. Deze woede uitte zich in sociale onrust.

Zo wordt inmiddels onder historici de mening gedeeld dat het deze sociale onrust was die leidde tot de "Beeldenstorm" in 1566. In het boek van Erich Kuttner "Het hongerjaar 1566" maakt de auteur duidelijk dat achter de beeldenstormers waarschijnlijk een organisatie van calvinisten zat.
De reden voor de beeldenstorm waren dus niet alleen ingegeven door godsdienstige motieven, maar ook door de economische ontwikkelingen.

Gevolgen van de ontdekkingsreizen

Portugal

Het openleggen van de weg naar Indië had grote gevolgen voor de aanvoer van producten uit het Verre Oosten. De actieradius van de Europanen was door de ontdekkingsreizen fors uitgebreid.
Niet langer werden specerijen, zijde en andere oosterse producten alleen aangevoerd in Venetië en Genua, maar de door de kraken (grote Portugese zeilschepen) naar Lissabon gebracht. De grote aanvoer zorgde voor een daling van de prijzen. Vanuit Lissabon vonden de producten hun weg naar de haven van Antwerpen dat de belangrijkste handelsstad werd van West-Europa en Venetië en Genua overvleugelde.

Portugal had in Madeira en de Kaap-Verdische eilanden al grote suikerrietplantage aangelegd. Deze nieuwe landbouwvorm vereiste veel arbeidskrachten. Door hun reizen langs de Afrikaanse westkust maakten de Portugezen opnieuw kennis met de slavenhandel, die in het Europa van de 15e en 16e eeuw nagenoeg was verdwenen. De Afrikaanse slaven werden door slavenstaten en tribale krijgsheren aan de Portugezen aangeboden.
In het Portugese deel van Amerika (Brazilië) gingen de Portugezen de nieuwe landbouwmethoden en het verbouwen van suikerriet en andere producten op grote schaal uitvoeren door in het oerwoud achter de kuststreken grote delen te kappen en te cultiveren. De Afrikaanse slaven werden massaal naar Brazilíë overgebracht.
De productieve laag in het oerwoud was echter gauw uitgeput. De overblijfselen van deze roofbouw is heden ten dage nog altijd merkbaar. Het landschap in het binnenland van Brazilië is begroeid met droog struikgewas en de grond is onvruchtbaar.

Spanje

In Amerika veroverden de Spanjaarden Mexico en Peru waar zij goud vonden. Nog belangrijker waren de zilvermijnen van Boliva. Deze enorme vondsten van edelmetalen gaven Karel V en zijn opvolger de middelen om hun oorlogen te voeren. Door de enorme import van zilver kelderde de waarde van de prijs van zilver, dat de inflatie in de hand werkte. De inflatie introduceerde in het handelssysteem een nieuw begrip: duurte.
Naast de edelmetalen kwamen er ook nieuwe producten naar Europa.

Politieke geschiedenis

Spanje onder Filips II

Karel V - de koning van Spanje en keizer van Duitsland - werd opgevolgd door zijn zoon Filips II. Hij was de machtigste heerser van Europa en de laatste keizer die zichzelf zag als hoofd van de christenheid onder leiding van de Katholieke Kerk.
Gedurende zijn regeerperiode had Karel V zich veel vijanden gemaakt. Als eerste natuurlijk de koning van Frankrijk Frans I, maar ook in de Duitse landen maakte Karel vijanden onder de vorsten die waren overgaan op het lutheranisme. Deze kleine vorsten was het er vooral om te doen, greep te houden op de macht van de kerk in het eigen vorstendom.
De vijandschap met de Duitse vorsten eindigt met de Godsdienstvrede van Augsburg in 1555. In de vredesbepalingen was opgenomen dat "aan wie het land toebehoort ook de religie bepaald"(cuius regio, eius religio). In Duitsland waren katholieke, lutherse en calvinistisch vorstendommen voortaan toegestaan.

Na de Godsdienstvrede van Augsburg doet Karel V afstand van de troon ten gunste zijn zoon Filips II. Karel is een van de weinige vorsten die tijdens zijn leven aftrad.

Filips II is de vertegenwoordiger van de Spaanse tak van het Habsburgse huis dat in 1700 uitstierf, wat leidde tot de Spaanse Successieoorlog.

Filips staat bekent als een van de modernste vorsten van Europa. Hij reist niet rond, zoals gebruikelijk was, maar vestigt zich in een nieuw paleis in Madrid het Escorial. Hier had hij een werkkamer waar hij regeerde en beslissingen nam op basis van informatie van ambtelijke stukken.
Door deze manier van werken moest hij een groot aantal bestuurlijke taken in o.a. de Nederlanden delegeren aan anderen (meestal familieleden). Dit delegeren kostte Filips moeite. Daarnaast was er bij beslissingen vaak haast geboden waardoor de kwaliteit in het gedrang kwam. De informatie die Filips gebruikte werd niet altijd zorgvuldig onderzocht. Het gevolg was dat zijn beeld van de werkelijkheid werd vertroebeld. "Wat hij wilde geloven, werd ook zijn waarheid."

Als koning van Spanje was Filips van mening dat hij alleen verantwoording verschuldigd was aan God. Hij was zijn taak om een samenleving te besturen die functioneert volgens het woord van God en het leergezag van de Rooms-Katholieke kerk. De macht gaat uit van de koning en vereist van de onderdanen gehoorzaamheid en onderdanigheid. Om die manier zou de eenheid binnen het koninkrijk zijn gewaarborgd.

Titels van Filips II

  • 16 januari 1556 - 13 september 1598: koning van Castilië als Filips II (dit verklaart zijn naam Filips II)
  • 16 januari 1556 - 13 september 1598: koning van Aragon als Filips I
  • 16 januari 1556 - 13 september 1598: koning van Navarra als Filips I
  • 16 januari 1556 - 13 september 1598: koning van Jeruzalem als Filips I (titulair)
  • 1554 - 13 september 1598: koning van Napels als Filips I
  • 1554 - 13 september 1598: koning van Sicilië als Filips I
  • 1554 - 13 september 1598: koning van Sardinië als Filips I
  • 1580 - 13 september 1598: koning van Portugal als Filips I
  • 10 juni 1556 - 13 september 1598: hertog van Bourgondië als Filips V (hoewel Lodewijk XI, koning van Frankrijk dit gebied had ingenomen toen Karel de Stoute stierf)
  • 25 oktober 1555 - 6 mei 1598: hertog van Brabant als Filips IV
  • 25 oktober 1555 - 6 mei 1598: hertog van Gelre als Filips IV
  • 25 oktober 1555 - 6 mei 1598: hertog van Limburg als Filips IV
  • 25 oktober 1555 - 6 mei 1598: hertog van Lothier als Filips II
  • 25 oktober 1555 - 6 mei 1598: hertog van Luxemburg als Filips VI
  • 25 oktober 1555 - 6 mei 1598: markgraaf van Namen als Filips VII
  • 10 juni 1556 - 13 september 1598: graaf van Vrij-Bourgondië (Franche-Comté) als Filips VII
  • 25 oktober 1555 - 6 mei 1598: graaf van Artesië als Filips IV
  • 25 oktober 1555 - 6 mei 1598: graaf van Charolais als Filips V
  • 25 oktober 1555 - 6 mei 1598: graaf van Vlaanderen als Filips V
  • 25 oktober 1555 - 6 mei 1598: graaf van Henegouwen als Filips III
  • 25 oktober 1555 - 6 mei 1598: graaf van Holland als Filips III
  • 25 oktober 1555 - 6 mei 1598: graaf van Zeeland als Filips II
  • 25 oktober 1555 - 6 mei 1598: graaf van Zutphen als Filips II
  • 25 oktober 1555 - 6 mei 1598: graaf van Drenthe als Filips I
  • 25 oktober 1555 - 6 mei 1598: heer van Friesland als Filips I
  • 25 oktober 1555 - 6 mei 1598: heer van Doornik en het Doornikse
  • 25 oktober 1555 - 6 mei 1598: heer van Utrecht als Filips I
  • 25 oktober 1555 - 6 mei 1598: heer van Overijssel, Wedde en Westwoldingerland als Filips I
  • 25 oktober 1555 - 6 mei 1598: heer van Groningen als Filips I

Het grote probleem van Filips was dat zijn rijk geen eenheid was. Het was een samenstel van staten die functioneerde in een personele unie. Naast koning van Spanje was Filips o.a. graaf van Holland. In die hoedanigheid moest hij rekening houden met de steden en de edelen in de Nederlanden.
Voor het bestuur van het graafschap stelde Filips een plaatsvervanger aan voor Holland, Zeeland en een deel van Utrecht - stadhouder Willem van Oranje. De stadhouder was in het bezit van het zegel van de vorst.
Als Heer der Nederlanden stelde hij in Brussel een landvoogd(es) aan die in zijn naam samen met de Staten-General zijn beleid moest uitvoeren. Ook in Spanje regeerde Filips met een soort parlement van edelen - de Cortès. Voor Filips gold maar een ding: in zijn rijk moest er eenheid zijn van geloof. In dat opzicht was hij een bewonderaar van Erasmus die de eenheid binnen de kerk niet wilde verbreken.

De groeperingen die zich niet hielden aan de besluiten van het Concilie van Trente waren volgens Filips in opstand tegen God en de koning. Hij bestreed de Reformatie door de kerkelijke infrastructuur in de Nederlanden te verbeteren door o.a. nieuwe bisdommen op te richten. Daarmee kwam hij in conflict met de gevestigde belangen.

Filips toonde als absoluut vorst onvoldoende respect voor de plaatselijke regels. Hij kwam in conflict met het lokale denken wat stamde uit de late middeleeuwen en de oude feodale gedachtewereld, waar lagere overheden vasthielden aan bepaalde verworven rechten. Dit is een van de oorzaken van de Tachtigjarige Oorlog.
Toch handelde Filips slechts volgens de overeenkomsten van godsdienstvrede van Augsburg. Toch hadden Luther en Calvijn mogelijk een punt. Voor de Nederlanden kon gelden dat de uitoefening van de godsdienst van een gewest een vrijheidsrecht van de bevolking was. Filips hield echter vast aan zijn denken binnen de Contra-Reformatie.

Opstand in de Nederlanden

De opstand in de Nederland die in 1568 uitbreekt was geen revolutie om iets nieuws te bewerkstelligen. De gedachten achter de opstand waren conservatief. Het ging vooral om het behoudt van verworvenheden. Daarnaast was het ook een burgeroorlog rond de religie, maar er moest wel een rechtvaardiging van die strijd zijn. Dat vonden de gewesten in de misdaden die de dienaren van de koning bedreven en dat leidde tot radicalisering: de koning - Filips - gedraagt zich niet zoals een goed vorst betaamd.
De staten van de opstandige gewesten stelden een eigen landvoogd aan: Matthias van Oostenrijk, een Habsburger. Het is geen succes.
In 1580 doet Filips II de stadhouder Willem van Oranje in de ban. Willem reageert hierop met een Apologie waarin hij stelt dat hij Filips niet langer kan erkennen als zijn soeverein. Volgens Willem van Oranje is de koning gebonden aan het eerbiedigen van rechten en vrijheden van zijn onderdanen, want dat is de wil van God.
Eerste pagina van Plakkaat van Verlatinghe
Willems verdediging (apologie) was beïnvloed door het werk Vindiciae contra tyrannos (vonnis tegen tirannen) geschreven door de Franse hugenoten auteurs Philippe du Plessis-Mornay (1549-1623) en Hubert Languet (1518-1581).

In 1581 vaardigen de Staten-Generaal de Akte van Verlatinghe uit waarbij de gewesten Filips niet langer erkennen als hij soeverein.
De Staten gaan op zoek naar een nieuwe koning, want een andere regeringsvorm valt buiten het denkraam van de tijd. Ze kiezen de hertog van Anjou als landvoogd. Hier komt de soevereiniteit te liggen bij de Franse koning. Het is geen succes. Daarop wordt de hertog van Leicester landvoogd met de soevereiniteit bij het Engelse vorstenhuis.
Als ook dit experiment mislukt besluiten de Staten-Generaal op advies van Johan van Oldenbarnevelt in 1588 de soevereiniteit bij de Staten-Generaal te leggen en ontstaat de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Binnen de Republiek is de Staten-Generaal het hoogste instituut. De stadhouder is verantwoording verschuldigd aan de Hoogmogende Heren der Staten-Generaal.

Frankrijk

Frankrijk wordt in de tweede helft van de 16e eeuw geteisterd door godsdienstoorlogen. Calvijn had veel aanhangers gevonden in de steden, de lagere adel en de boeren. Zelfs één derde van de bevolking ging over tot het calvinisme, al was dit wel regionaal bepaald. Parijs bijvoorbeeld bleef bijna volledig katholiek. De Franse protestanten noemden zichzelf hugenoten. De herkomst van deze benaming is onduidelijk, mogelijk gebruikten de katholieken het eerste als scheldnaam (le hugon=kwade geest) en werd het later een eretitel voor de protestanten, maar deze uitleg is speculatief.

Bartholomeusnacht

In augustus 1572 trouwde Hendrik van Navarra, een protestantse neef van de Franse koning Karel IX met Margaretha van Valois, de zuster van de koning. De protestantse adel was voor de bruiloft uitgenodigd en verbleef ook nadien in het katholieke Parijs. Na de mislukte aanslag op de leider van de protestantse fractie admiraal de Coligny liepen de spanningen tussen katholieken, onder leiding van Hendrik de Guise, en de protestanten op. Catherina de Medici, de moeder van koning Karel IX hitste Hendrik de Guise op om alle protestantse leiders te executeren. Voor Hendrik de Guise was dit een vrijbrief om de hele protestantse factie te vermoorden. In de vroege ochtend van 24 augustus 1572 overvielen de Guise en zijn mannen de protestantse leiders, waaronder de Coligny en vermoordden hen. Dit was de aanleiding voor een lynchpartij onder de protestanten door het volk. Deze moordpartij staat bekend als de Parijse Bloedbruifloft of de Bartholomeusnacht.

Regering van Hendrik III

In 1574 stierf Karel IX en hij werd opgevolgd door zijn broer Alexandre Edouard de France. Hij werd in 1575 in Reims gekroond als koning Hendrik III van Frankrijk. Hoewel hij zelf katholiek was, was hij tolerant ten opzichte van de protestanten wat hem niet in dank werd afgenomen door het katholieke deel van de Franse bevolking.

In 1584 stierf hertog Frans van Anjou, de laatste broer van Hendrik III. Doordat ook Hendrik III kinderloos was, zou bij zijn dood het huis van Valois uitsterven. Hendrik van Navarra die na de Bartholomeusnacht was gevlucht en zich had opgeworpen als leider van de hugenoten was de troonpretendent door zijn afstamming van Lodewijk IX van Frankrijk. De strijd om de Franse troon leidde tot een burgeroorlog die bekend staat als de drie Hendriken-Oorlog.

Hendrik III die katholiek was, koos in eerste instantie, weliswaar schoorvoetend de kant van Hendrik de Guise, maar kreeg spijt van deze beslissing. Daarop trok Hendrik de Guise op naar Parijs, waar de Parijzenaars hem als een koning onthaalden. Hendrik III riep de Staten-Generaal bijeen om over de mogelijke aanspraken van Hendrik de Guise op de Franse troon te verwerpen. De Staten-Generaal weigerden Hendrik III te steunen tegen Hendrik de Guise. Daarop zette Hendrik III Hendrik de Guise gevangen en liet hem in 1588 vermoorden.

Hendrik IV van Navarra, koning van Frankrijk

Na de moord op Hendrik III in 1589 riep Hendrik van Navarra zich uit tot koning Hendrik IV, maar het duurde nog tot 1593 voor hij, na zijn tweede bekering tot het katholicisme, in de kathedraal van Chartres werd gekroond. Hij zou daarbij de legendarische woorden hebben gesproken: Paris, vaut bien une messe. Zijn bekering bracht verzoening met het katholieke volksdeel en de paus en betekende het einde van de burgeroorlog.

Edict van Nantes

In 1598 vaardigde Hendrik IV het Edict van Nantes uit, waarbij godsdienstvrijheid werd toegestaan aan de protestanten, maar het katholicisme de staatsgodsdienst bleef. Zijn regeringsbeleid werd geleid door het absolutisme, waarbij de macht bij de koning lag. Toch voerde hij over het algemeen een welvaartspolitiek.
In 1610 werd hij door een radicale katholieke monnik François Ravaillac die geen vertrouwen had in een koning die calvinistisch was geweest, vermoord.

Het huis De Bourbon

Hendrik IV was de eerste koning uit het huis van Bourbon. Alle volgende koningen van Frankrijk zouden uit dit huis komen. Hij werd opgevolgd door zijn acht jaar oude zoon Lodewijk XIII. Maria de Medici, zijn moeder en Hendriks tweede vrouw werd regentes tot 1617.
Met het aantreden van Lodewijk XIII werd Armand de Plessis, beter bekend als kardinaal de Richelieu staatssecretaris en vertrouweling van de koning. In 1624 werd hij de eerste minister en had daarmee de feitelijke macht in Frankrijk in handen. Hij zette het beleid van Hendrik IV voort, maar was minder tolerante ten opzichte van de hugenoten. Toch leek in Frankrijk het koninklijk absolutisme en tolerantie tot de mogelijkheden te behoren.

Engeland

Hendrik VII had de stabiliteit in Engeland hersteld. Na de dood van zijn oudste zoon Arthur was zijn zoon Hendrik troonopvolger. Hij besteeg de Engelse troon in 1509. Hendrik VIII was een renaissance vorst, een intellectueel, die er niet voor schroomde zich te bemoeien met de Europese machtspolitiek.
Uit zijn huwelijk met Catharina van Aragon, zuster van Karel V, was alleen een dochter geboren: Mary Tudor. De troonsopvolging in Engeland was alleen mogelijk in de mannelijk lijn.
Toen Catharina hem geen zoon kon baren, wilde hij van haar scheiden en voerde als argument aan dat het huwelijk met haar niet geconsumeerd was. De paus weigerde toe te stemmen in de scheiding, waarop Hendrik VIII zich liet uitroepen tot hoofd van de Kerk van Engeland. Nu kon de scheiding wel plaatsvinden en Hendrik trouwde achtereenvolgens met Anna Boleyn (dochter Elizabeth), Jane Seymour (zoon Edward, de latere koning Edward VI), Anna van Kleef, Catherine Howard en Catherine Parr.

Hendrik VIII had niets met de leerstellingen van Reformatie. Hij handhaafde de Katholieke geloofsleer, maar liet wel overal de klooster opheffen en gronden verkopen. Het geld vloeide terug in de staatskas.

In 1555 wordt Hendrik VIII opgevolgd door zijn ziekelijke zoon Edward VI die spoedig overlijdt. De kroon gaat nu naar Mary Tudor, Hendrik's enige overlevende dochter met Catharina van Aragon. Mary is katholiek en trouwde in 1554 met koning Filips II van Spanje. Mary kreeg door haar vervolgingsbeleid van de protestanten de bijnaam "Bloody Mary". Na haar dood in 1558 kwam Elizabeth, de dochter van Hendrik VIII en Anna Boleyn op de troon.

Elizabeth I voerde een beleid wat Engeland buiten de Europese conflicten moest houden. In Schotland regeerde Mary Stuart, de katholieke nicht van Elizabeth. Toen de paus Elizabeth excommuniceerde kwam er in Engeland meer steun voor de Schotse koningin. Toen Mary bij Elizabeth steun zocht na haar huwelijk met een door de Schotse Lords niet geaccepteerde kandidaat, liet Elizabeth haar nicht gevangen zetten. Na beschuldiging van samenzwering tegen Elizabeth werd ze 1587 onthoofd.
Dit vonnis tegen een katholieke vorstin bracht Elizabeth in conflict met koning Filips II aan wie Mary Stuart haar aanspraken op de Engelse troon had overgedragen. Dit conflict escaleerde in de Engels-Spaanse oorlog met als hoogtepunt de Spaanse Armada, de vloot die een invasie in Engeland moest uitvoeren in 1588. De invasie mislukte, stormen in het Kanaal en de Britse vloot sloegen de Spaanse vloot uit elkaar. De overgebleven Spaanse schepen zochten hun toevlucht rond Schotland om zo naar Spanje terug te keren. In het slechte weer voor de Ierse kust vergingen nog een aantal schepen van de Onoverwinnelijke Vloot.

Ten aanzien van religieuze zaken voerde Elizabeth op een vage manier een beleid dat ten voordele was van de protestanten. Door haar tolerantie werd Engeland een toevluchtsoord voor vervolgde protestanten uit de Nederlanden onder Alva en de Franse hugenoten. De bevolking was niet echt ingenomen met de vluchtelingenstroom. In Engeland ontstonden twee calvinistische kerken: The Church of England (the high church met rituelen uit de katholieke kerk) en de low church die meer onder invloed stond van het calvinisme.

Na het kinderloos overlijden van Elizabeth maakte de koning van Schotland Jacobus IV aanspraak op de Engelse troon. De leider van de Schotse calvinisten John Knox was een voorstander van een calvinistische koning op de Britse troon en in 1603 werd Jacobus, de protestante zoon van Mary Stuart, gekroond tot Jacobus I van Engeland.
Tussen Engeland en Schotland kwam een personele unie tot stand. Een personele unie is de vereniging van twee of meer staten onder een staatshoofd, waarbij de afzonderlijke landen juridisch onafhankelijk blijven.
Pas in de 18e eeuw werden Schotland en Engeland formeel samengevoegd tot het Verenigd Koninkrijk.
Jacobus I (James) is een erudiete intellectueel die de calvinisten goed gezind was. Hij wilde vooral het protestantisme doorgronden. Op zijn gezag verscheen de Engelse vertaling van de Bijbel: the King James Bible.
Na James' dood in 1625 werd hij opgevolgd door zijn tweede zoon Karel I. Karel I streefde ernaar als absoluut vorst te regeren. Dat bracht hem in conflict met het Engelse parlement. Daarnaast voerde hij op religieus gebied een politiek om de Anglicaanse Kerk dichter bij de Rooms-Katholieke kerk te brengen. Zijn beleid ontaardde in een burgeroorlog die veel overeenkomsten heeft met de Tachtigjarige Oorlog van de Nederlanden tegen Spanje. In 1649 pleegde Oliver Cromwell min of meer een staatsgreep, waarbij Karel I werd afgezet en later onthoofd. Dit was het einde van de burgeroorlog en in 1653 werd Engeland een republiek onder leiding van Oliver Cromwell, the Lord Protector. Cromwell's beleid kenmerkt zich als een theocratische dictatuur.

Duitsland

Het Duitse keizerrijk na Karel V

De Duitse vorsten gaan in 1555 niet meer akkoord met een nieuwe keizer die ook het koningschap van Spanje vervult. De broer van Karel - Ferdinand I - werd door de keurvorsten tot nieuwe koning en keizer van Duitsland en de Oostenrijkse erflanden en Hongarije. De dynastie van Ferdinand eindigde na de Eerste Wereldoorlog met de afzetting van de laatste keizer Karel I. Vanaf dat moment waren de Habsburgers gewone Oostenrijkse burgers.

De Dertigjarige Oorlog

Kaart van de Dertig jarige oorlog
Tussen 1618 en 1648 werden de Duitse vorstendommen geteisterd door de Dertigjarige oorlog. Aanleiding was het beleid van keizer Matthias van Oostenrijk die de rechten en vrijheden van de Tsjechen en Bohemen aantastte. De Tsjechen gooiden daarop de vertegenwoordigers van de opvolger van Matthias, Ferdinand II uit het raam en zwoeren de keizer af. Ze kozen keurvorst van de Palts Frederik V (een calvinist) tot koning Frederik I van Bohemen. Hij werd in 1619 in de St.Vituskathedraal in Praag gekroond.
Dit was het begin van de Dertigjarige oorlog. De oorlog verliep bloedig. Tweederde van de Duitse bevolking werd uitgemoord. De strijd kende veel inmenging van buitenlandse mogendheden, waaronder de Nederlanden, Denemarken, Zweden en ook kardinaal de Richelieu die de protestanten steunde en de omklemming van de Habsburgers rond Frankrijk wilde doorbreken.

Frederik I die een neef was van prins Maurits en prins Frederik Hendrik, de zonen van Willem van Oranje was slechts één winter koning en kreeg de bijnaam De Winterkoning. Hij werd verbannen en vluchtte naar Den Haag. In zijn gevolg was zijn hofdame Amalia van Solms, die trouwde met Frederik Hendrik.

In 1648 begon het vredes overleg in Munster en datzelfde jaar werd de Vrede van Westfalen, in Nederland bekend als de Vrede van Munster, getekend, wat het einde was van zowel de Dertigjarige, als de Tachtigjarige Oorlog en de erkenning werd van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

Voor het volledige verloop van de Dertigjarige oorlog zie: Wikipedia - Nederlands

Op YouTube een hoorcollege van 15 minuten over de Dertigjarige Oorlog in het Engels



Oost-Europa

In Oost-Europa ontstond eveneens een economische revolutie. Hier versterkte de adel zijn machtspositie ten koste van de bevolking. Zij werden gedwongen tot een vorm van lijfeigenschap. Pas in 1863 werd het lijfeigenschap in Rusland en de Russische invloedssferen opgeheven.