Binnen de Christelijk Orthodoxe kerk spelen iconen een grote rol. Tussen 754 en 843 vonden de iconoclasten dat afbeeldingen in de kerken (mozaïeken, iconen) niet waren toegestaan. De gelovigen zouden de afbeeldingen – met name de iconen – aanbidden. Veel afbeeldingen zijn in die periode vernietigd. In de tweede helft van de 9e eeuw wonnen de voorstanders van afbeeldingen – de iconodulen – het van de iconoclasten. Afbeeldingen en het maken van iconen werd weer toegestaan. Dit markeert het begin van de Tweede Gouden Eeuw van de Byzantijnse kunst. De periode omspant zo’n twee eeuwen, waarin veel goede keizers het Byzantijnse Rijk bestuurden.
Dit is de traditionele manier waarop de heilige Nicolaas
wordt uitgebeeld binnen de orthodoxe kerk. Hij draagt bisschopskleding en heeft
een bijbel in zijn linkerhand.
Deze wijze van afbeelding is in de 10e eeuw ook in West-Europa
bekend geworden onder invloed van de Byzantijnse wereld. Ottoonse koningen
trouwden met Byzantijnse prinsessen. Deze brachten iconen van verschillende
heiligen en de Moeder Gods met mee.
Veel iconen uit de pre-iconoclastische periode zijn verloren
gegaan. Alleen in het Catherinaklooster in de Sinai worden nog
pre-iconoclastische iconen bewaard.
In fig. 2 wordt de heilige Nicolaas ten voeten uit
afgebeeld. Hij is gekleed als bisschop en heeft links een bijbel in zijn hand.
Voorts is hij te herkennen aan zijn witte haar en korte witte baard en een
wijkend haargrens. Op de rand van het icoon staat kleine afbeeldingen. Zijn
vertellen verhalen uit het leven van de heilige Nicolaas. Dit is een zogenaamd
“vita-icoon”. Italië had veel contact met de Byzantijnse kunst. Italiaanse
kunstenaars gaan het vita-icoon gebruiken voor heiligen binnen de
Rooms-Katholieke kerk. Zo zijn er vita-iconen van de heilige Franciscus en
Gregorius.
Legenden uit het leven van de heilige Nicolaas zijn er
velen. Hij is o.a. de beschermheilige van zeelieden. Het verhaal gaat, dat
tijdens een hevige storm de opvarenden baden tot de heilige Nicolaas. Deze
verscheen aan hen en onmiddellijk ging de storm liggen.
Een ander verhaal is de legende van de drie huwbare dochters van een arme
koopman. Hij wilde zijn dochters aanbieden als prostituee, omdat hij ze geen
bruidsschat kon meegeven. De heilige Nicolaas gooide ’s nachts drie zakjes met
munten door het slaapkamerraam van de meisjes, zodat ze een eerbaar huwelijk
konden sluiten. Als schoencadeautje wordt wel een netje met chocolademuntjes
gegeven. Dat is symbolische bruidsschat.
De iconen wordt geschilderd volgens een traditionele
indeling. Bij het vervaardigen van miniaturen heeft de maker een grotere
vrijheid. Miniatuur komt van minium: een rode verfstof.
Leo Sakalarios was beheerder van schatkist van het Byzantijnse keizerrijk. Dit
is een belangrijk miniatuur binnen de Byzantijnse Kunst. Maria heeft haar
handen gespreid, maar niet in de orante houding. Met één hand pakt zij de
bijbel aan, maar haar linkerhand wijst ze naar hemel. In de bovenhoek zien we
Jezus naar de aarde kijken. Maria treedt op als middelaar tussen de mensen en
Jezus.
De miniaturen werden realistischer geschilderd dan de iconen. In fig. 3 is dat
goed te zien aan de plooien in het kleed van Maria en de plooien in het
draperie op de achtergrond. Wel is Maria het grootst afgebeeld. Zij is hier de
belangrijkste persoon. Haar figuur is lang en slank met kleine voetjes. Het
kleed dat zij draagt, verraadt niets van haar lichaam.
In de Tweede Gouden Eeuw ging men er toe over om het Oude en het Nieuwe Testament niet langer in boekrollen te vermenigvuldigen. In plaats daarvan werden in de scritoria veel geprepareerd kalfsleer gebruikt (perkament). Deze vellen werden samengebonden en aan de voor- en achterzijde werd een houten plankje bevestigd, als omslag. Deze houten omslag werden al gauw bedekt met goud, zilver en edelstenen. Ook werden er zoals in fig.4 miniaturen in email cloissonné op gemaakt. In fig. 4 zien we een fijne parelstructuur die het oppervlak verdeeld in rechthoeken, waarin medaillons van heiligen zijn verwerkt. In het midden op de voorzijde van deze codex staat in email cloissonné een Christus Pantocrator. Op de achterzijde staat in het midden de Maagd Maria met haar handen in de orante-houding (Virgo Orans). De rand van deze kostbare omslag is bezet met verschillende in goud gevatte edelstenen.
De overgang van boekrol naar codex heeft zich tussen de 1e
en 4e eeuw voltrokken. Het is onbekend wie er met het maken van
Codices begonnen is.
Misschien ontdekten de vroege Christenen dat voor het maken van afbeeldingen de
platte vorm van een vel perkament beter geschikt was en dat de resultaten ook
mooier bleven dan de boekrollen. Illustraties in een boekrol raken bij het
oprollen beschadigd; er komen barstjes in de verf, waardoor de afbeelding gaat
bladderen.
In fig.5 zien we Odysseus en zijn vriend Diomedes zowel
links als rechts op de afbeelding. Links sleurt Diomedes de spion Dolon (in een
wolfsvel) voor Odysseus. Rechts is Dolon gedood voor zijn spionagedaad.
Dit tafereel speelt zich af bij nacht. Dat is te zien aan de gevleugde figuur
boven in de afbeelding, waarbij in het Grieks het woord nacht, staat.
Dit folio is door inktvraat zwaar beschadigd. De afbeelding
is net als in fig. 5 een soort stripverhaal. In twee lagen zien we Jacob op
reis gaan en in de onderste rand in het midden is hij in gevecht met de Engel.
Het verhaal loopt over twee rijen van links naar recht naar beneden en terug
naar links.
Iets soort gelijks is in de vorige les aan de orde gekomen
bij het Chludow psalter waar Johannes Grammatikos met een stok een afbeelding
van Christus achter een witsellaag verbergt. Hoger op de pagina zien we
Christus aan het kruis terwijl hij een stok met een spons met azijn toegestoken
krijgt. Een ander brengt met een stok de wond in Zijn zij aan. De afbeelding
van Christus is dezelfde. De schrijver van het Chludow psalter heeft Johannes
Grammatikos gelijk willen stellen met de moordenaars van Christus.
In de fig. 8 en 9 is te zien, dat de klassieke elementen van
afbeelden nog door de miniatuurschilders worden beheerd. David heeft een kleed
aan met plooival. Zijn linkerknie is verborgen onder zijn kleed, maar het kleed
spant zich over het gebogen been. Datzelfde zien we terug in de vrouwenfiguur
achter David; de voorstelling van de muze Melodia. Ook haar benen schijnen door
haar kleed heen. Op de voorgrond ligt een halfnaakte mannenfiguur, waar de
kunstenaar duidelijk blijk geeft de afbeelding van spiergroepen in het
menselijk lichaam te beheersen.
In fig 9 zien we verschillende momenten waarop Mozes op de
berg Sinai de Wet ontvangt. Ook hier is de kennis van de klassieke afbeelding
van het menselijk lichaam goed waar te nemen. In de linkerhoek zien we Mozes de
berg opklimmen Zijn mantel plooit zich op een natuurlijke wijze om zijn benen
en zijn billen. Rechts staat Mozes in gedachten te luisteren naar de stem van
God die tot hem spreekt. Hij luistert aandachtig. Let op de vinger die hij bij
zijn kin houdt. Dit is de natuurlijke houding van iemand die met aandacht luistert.
In beide afbeeldingen komen de klassieke en de bijbelse
wereld samen. De kunstenaar past de bijbelse gebruiken toe (Mozes ontvangt de
Wet met bedekte handen), maar laat zien dat zijn figuren gekleed zijn volgens
de “wetdrapery”stijl.
Een bijzonderheid is de afbeelding van God de Vader. We zien alleen een handje,
dat de Wet overhandigt en een handje dat Mozes om aandacht vraagt. Uitbeelden
van bijbelse figuren uit het Oude Testamen, Jezus, de apostelen, Maria, etc.
werd niet als bezwaarlijk gezien, maar het uitbeelden van God de Vader was
taboe. Daarvoor gebruikte men alleen een hand die uit de Hemel iets toestak.
De fig. 10 en 11 komen eveneens uit het Psalter van Parijs.
In fig. 10 zien we als stripverhaal de uittocht uit Egypte. In de onderste
helft zien we het leger van de farao dat verzwolgen wordt door het water van de
Rode Zee. Ook de farao wordt afgebeeld. Let op de naakte figuur in het midden.
Zijn billen zijn door zijn kleed te zien.
In de bovenste helft zien we rechts Mozes bij de brandende braamstruik. Ook
hier speelt de afbeelding zich af in de nacht, die als vrouwenfiguur met
omslaande mantel in de linkerbovenhoek te zien is.
In fig. 11 is de nacht nog duidelijker aanwezig. De manier
waarop de symbolische figuur van de nacht haar mantel om zich heen slaat, doet
denken aan de vrouwenfiguur uit de Villa van de Mysteriën in Pompeï. De nacht
staat afgebeeld met een gebogen knie die duidelijk onder het kleed te zien is.
Ze staat in contraposto houding. Het kleine figuurtje bij Jesaja is de
dageraad. Jesaja is afgebeeld als een wat oudere man. Zijn kleding valt heel
anders rond zijn lichaam, als dat van de vrouwenfiguur die de nacht voorstelt.
Het gebergte van de Sinaï was een plek voor heremieten, die
in de grotten leefden.
De heremieten deden in 585 een verzoek aan keizer Justinianus of zij een
klooster mochten stichten in de Sinaï. In het Byzantijnse Rijk waren Kerk en
Staat niet gescheiden, vandaar dat de monniken het verzoek aan de keizer
richtten en niet aan de patriarch van de Byzantijnse kerk.
Justinianus willigde het verzoek in, mits de monniken voor het zielenheil van
zijn vrouw Theodora wilde bidden, die kort tevoren was overleden.
Geografisch was de plaats van het klooster voor de monniken
belangrijk. In het klooster is nog altijd een braamstruik, die ooit de brandend
braamstruik was van waaruit God tot Mozes zou hebben gesproken. Ook de omgeving
is heilig, want tijdens de Exodus zou Mozes op de berg Sinaï de Tafelen der Wet
van God hebben ontvangen.
Het klooster heeft geen gevolgen ondervonden van het
Iconoclasme. De vestiging lag in de Sinaï zover van de bewoonde wereld, dat de
iconoclasten zich over hen geen zorgen maakten. Vandaar dat het Sint
Catharinaklooster de grootste verzameling pre-iconoclastische iconen en
miniaturen in bezit heeft.
Het Sint-Catherinaklooster bezit waarschijnlijk nog zo’n
2000 iconen. Veel zijn er aan het klooster geschonken, maar er zijn ook iconen
gemaakt. Ook nu nog worden door de monniken iconen geschilderd. In het kleine
museum zijn slechts een 40-tal iconen en miniaturen te zien. De meeste worden
verborgen gehouden.
In dit icoon is duidelijk dat de schilder ervan kennis had
van het menselijk lichaam. Bij de opgeheven knie zien we hoe het kleed van
Mozes om de knie spant. Ook de andere plooien komen realistisch over. Er is
sprake van plasticiteit. Het geheel is echter wel Byzantijns. De figuur van
Mozes is lang en maakt een onstoffelijke indruk. Hij lijkt te zweven boven het
goud van de ondergrond. Wel heeft de schilder de eerbied van Mozes voor God
willen aangeven. Mozes trekt zijn sandalen uit, want hij betreedt gewijde
grond.
Leuk detail: bij uitvergroten van de afbeelding staat links onderin op de rand
van het icoon een donkere gekleurd knielend figuurtje. Vermoedelijk een
afbeelding van de schenker van het icoon.
Dat de schilder zijn klassieke kennis van uitbeelden van het
menselijk lichaam niet vergeten was, blijkt als we dit icoon vergelijken met
een reliëf van de balustrade van de Nike-tempel op de Acropolis: de
Sandalendraagster.
De Sandalendraagser neemt dezelfde houding aan als Mozes op
het icoon. Dit is dus een natuurlijke houding voor een persoon die bezig is om
zijn schoeisel uit te doen.
Dit miniatuur is Byzantijns. Marcus is lang, slank en statisch. De verhouding is niet correct. De uitbeelding doet sterk denken aan de mozaïeken van Justinianus en Theodora in de San Vitale in Ravenna. Deze afbeelding dateert uit de tijd van de Macedonische dynastie. In die periode treedt er een zeker maniërisme op. Er is nog sprake van een contraposto houding en plasticiteit, maar de plooien krijgen een herhalend karakter. Het worden herhaalde lijnen.
Uitbeelding in twee lagen boven elkaar van de rijkdom die
Job bezit. We zien zijn kudden geiten en koeien, zijn ezels en zijn kamelen,
terwijl ze door herders bewaakt worden. In de kleding van de herders wordt met
streepjes de suggestie gewekt van plooival, maar het komt onecht over. Ook dit
miniatuur dateert uit de renaissance van de Byzantijnse kunst tijdens de
Macedonische dynastie.
Grappig detail: let op de hond die een haasje achterna zit.
In de Homilieën van Gregorius van Nazianze zijn in de marge
zogenaamde drolerieën geschilderd. Dit zijn kleine gedetailleerde afbeeldingen
die het verhaal ondersteunen.
In de les is het verhaal van Julianus de belastinggaarder aan de orde gekomen.
Dit verhaal wordt door Gregorius in zijn zevende homilie verteld. Het boek
dateert uit de periode 1150-1170 en wordt bewaard in het Sint
Catharinaklooster in Egypte.
In de marge staat een drolerie van Julianus die achter een tafel zit en de
belasting van zijn medeburger telt en int. Een drolerie (een grapje) is een
piepklein tekeningetje in de kantlijn van door monniken geschreven of
gekopieerde boeken.De juiste afbeelding was niet te vinden. Hiernaast en hieronder zijn een paar
drolerieën afgebeeld. Beide zijn afkomstig uit de
homilieën van Gregory van Nazianze.
De belangrijkste bron van inkomsten in het Byzantijnse Rijk
was de landbouw. Een uitstekende illustratie van het landelijke leven, kunnen
we vinden in het boek van de Homilieën van Gregorius van Nazianze. uit de 11e
eeuw. In zes onder elkaar staande afbeeldingen wordt een beeld gegeven van het
boerenleven.
Bovenin is een herder met geiten afgebeeld. Hij speelt op een fluit. Daaronder
veehouder, die tokkelt op de snaren van een luit. De derde afbeelding toont een
boer die wijnranken snoeit. De vierde en de vijfde afbeelding tonen een man die
met vangnetten op vogels jaagt en een visser. De onderste afbeelding zijn
bijenkorven, waar de bijen omheen vliegen. De kunstenaar toont een duidelijk
beeld d van het boerenleven. Zowel de herder, de landman en de visser zijn gekleed
in een korte tuniek met een gordel. Sommigen lopen op sandalen; de visser loopt
blootvoets. De herders dragen geen hoed; de visser heeft een tulband op zijn
hoofd. De vogelaar is zeer rijk gekleed: een lange jas, muts op het hoofd, aan
zijn voeten zwarte schoenen en broek. Boven zijn hoofd hang een doek ter
bescherming tegen de zon. De vallen voor de vogels zijn aangegeven als dozen op
stokken.
Dit is een Byzantijnse kerk met koepels. Sint Gregorius is zijn preken aan het schrijven. In de rechter bovenhoek zien we waarschijnlijk de hemel met Jezus of een engel die Gregorius ingeeft, waarover de homilie moet gaan.
Dit ikoon beeldt uit dat de mens deugden moet bezitten om in de hemel te komen. Onderweg zijn er allerlei verleidingen. De trap symboliseert de levenswandel. Ook van de monniken. Belangrijk is dat je tegen ondeugden moet kunnen wapenen. We zien duivels ook de monniken omlaag trekken. In de rechterhoek staan een groep, die eruit zien als heilige mannen, maar die onderweg naar de hemel de verleidingen niet konden weerstaan. Zij begroeten hun gevallen broeders. Rechtsboven begroet Jezus degenen die deugdzaam hebben geleefd. De figuur die Jezus het dichts genaderd is, is Johannes Klimatos. Daarachter – in het wit – klimt de patriarch omhoog.
Miniatuurschilderkunst is vanaf de 10e eeuw ook in West-Europa bekend geworden, doordat Byzantijnse prinsessen trouwden met Ottoonse koningen. De kunstwerken werden door Ottoonse kunstenaars nagemaakt. Fig. 22 is geen Byzantijnse kunst maar Europees. De afbeelding is levendig en niet statisch als in de Byzantijnse kunst. De drie magiërs in de bovenste helft van de miniatuur hebben gekleurde aureolen rond hun hoofd. Dit is een kenmerk, dat bij Byzantijnse schilders nooit zou voorkomen.
Dit is een fascimile uit het Evangelie van Goslar. We zien Gabriël Maria vertellen, dat zij de Moeder van Jezus zal worden. Daarnaast Maria en Elizabeth, de moeder van Johannes de Doper. De onderste helft is gevuld met de afbeelding van de geboorte. We zien links Maria met naast haar Jezus in de kribbe. De os en de ezel kijken toe. Rechts staan de herders en Jozef. met een rode mantel en een wat vreemde hoed. Dit is weer een kenmerk van de Europese beeldtraditie: joden werden vaak afgebeeld met vreemde hoeden.
De reden dat er bijna geen Byzantijnse kunst in Nederland te
vinden is, komt door de verovering van Constantinopel door de Venetianen in
1204. Eigenlijk waren de veroveraars op weg naar Jeruzalem in een 4e
kruistocht. Aan deze kruistocht namen geen Nederlanders deel.
In plaats van verder te trekken, plunderen de Venetianen de stad. Dit is de
eerste keer dat christenen tegen christenen strijden. De San Marco in Venetië
bevat veel kunstvoorwerpen en mozaïeken uit de Haghia Sophia en andere
Byzantijnse kerken.
Ook in dit ivoren paneeltje is Christus geen kleuter, maar
een jonge volwassene. De schriftrol in zijn hand is de wet van Jezus. Dit is
één van de weinig Byzantijnse kunstvoorwerpen die in Nederlandse musea aanwezig
zijn. Maria is lang en slank afgebeeld, haar houding is statisch en
gewichtloos, ook al neemt ze wel de contraposto houding aan. Het kleed dat ze
draagt, verraadt niets van het lichaam eronder. Haar voeten zijn in verhouding
te klein.
Dit paneeltje is deel van een groter geheel geweest. Aan de randen zijn
beschadigingen die duiden op scharniertjes, of pennetjes.
Dit is een privé object geweest, wat meegenomen kon worden
op reis en de eigenaar hielp bij zijn meditatie met God. Het baldakijn boven de
maagd is classicistisch. Dit soort objecten inspireerden de Ottoonse
houtsnijwerkers.
Het triptiek is niet vaak gebruikt en is goed opgeborgen geweest. Het ivoor
heeft nog een witte kleur. Ivoor dat veel is gebruikt en is blootgesteld aan
daglicht, krijgt een bruine kleur en gaat barsten. Het lijkt dan op hout.
Maria kijkt ons met een strenge blik aan. De plooival van haar mantel is
aangegeven met streepjes. Alleen bij Jezus ziet we een suggestie van een
knietje. Jezus’ hand is relatief erg groot afgebeeld.
De Koimesis is het feest van het in slaap vallen van de Maagd (Maria is niet doodgegaan, maar in slaap gevallen). Het wordt gevierd op 15 augustus of 28 augustus (Juliaanse kalender). In fig. 25 en 26 zien we Maria liggen op een bed. De plooien van haar kleed zijn slechts suggesties. Aan het voeteneind staat Johannes en achter rond het hoofdeinde en het voeteneind staan de apostelen. Op hun gezichten is emotie te zien. In fig. 25 houden sommige van de apostelen hun hand voor hun gezicht, als teken van verdriet en rouw. Ook in fig. 26 zien we sombere gezichten. Bij het bed van Maria staat Jezus, die uit de hemel is afgedaald om de idolon (ziel) van Maria naar de hemel te brengen. Dit wordt gesymboliseerd door het ingebakerde kindje dat Jezus in zijn handen houd. Boven het bed zweven en paar engelen. In fig. 26 is een van de engelen verdwenen.
Fig. 27. Deze koimesis is gemaakt van steatiet, een soort zeepsteen, was gepolychromeerd met bladgoud. Goud met de groene steensoort gaf dit object een hele rijk uitstraling
Twee keer bijna identieke afbeelding van Christus Pantocrator. De afbeelding van Christus zoals gebruikelijk in de Byzantijnse kunst. In West-Europa wordt deze vorm van afbeelden Majestas Domini genoemd, of Christus in Majesteit. De figuur van Christus heft zegend zijn rechterhand op. In de linkerarm heeft hij de Wet van Jezes. De plooival van zijn kleed heeft wel enige plasticiteit, maar slechts de suggestie van echte plooien. Dit is geen menselijke, maar een Hemelse figuur. In de Byzantijnse kunst blijft de nadruk liggen op het Hemelse, het onstoffelijke.
Een ivoren diptiek. Dit is een gebruiksvoorwerp geweest. Het
ivoor vertoont vele barstjes. De afbeeldingen stellen de twaalf grote feesten
van de Orthodoxe kerk voor.
Sommige van de figuren staan in contraposto houding, maar de verhouding van het
lichaam is niet op de klassieke wijze uitgebeeld. Vooral de benen zijn lang in
verhouding tot de rest van het lichaam.
De figuren worden afgebeeld in contraposto houding. Ook de
plooival toont plasticiteit, maar niet uitbundig. Er zit toch iets van
herhaling in. De gezichten hebben wel een unieke uitstraling.
De is een Deësis. Midden boven zien we een tronende Christus met links en
rechts Maria en Johannes de Doper in driekwart houding. Zij pleiten bij Jezus
voor de mensheid en treden op als middelaar.
Ook in dit triptiek vallen de lange benen van de figuren op. De plooival is hier statischer dan in fig. 29. Ook dit is een Deësis met naast de tronende Christus Maria en Johannes de Doper en achter Christus’ troon een paar engelen.
In een hagiosoritissa wordt Maria afgebeeld zonder Jezus. Ze staat in driekwart houding naar de kijker gewend en heft haar handen, niet in de orantehouding, maar wijzend naar de Hemel. De linkerhand is open en wijst naar boven. De rechterhand houdt zij voor haar borst. In deze houding treedt Maria op als middelaar tussen de mens en haar zoon.
Bij de twee afgebeelde figuren is weer sprake van repeterende plooival; voor in het kleed van Maria, maar ook bij de aartsengel zien we herhaling van patronen in het kleed en de engelenvleugels. Ook nu weer is de traditie belangrijker, dan de realistische manier van uitbeelden.
De vergulde medaillons in dit processiekruis beelden een Deësis af. Links en rechts van Christus (als Christus Pantocrator afgebeeld) staan Maria en Johannes de Doper als middelaars tussen Christus en de mensen bij het laatste oordeel.
De medaillon in het midden is email cloissonné. Rond een tafel met daarop een schaal met een voet waarop een vis ligt, zitten de apostelen met links de figuur van Christus.
Tijdens de 4e kruistocht plunderden de Venetianen de kerken van Constantinopel en brachten de kostbaarheden naar Venetië. In de schatkamer van de San Marco staan verschillende pateenschalen en miskelken uit de Byzantijnse tijd.
Dit wierookvat uitgevoerd in goud met zilver heeft de vorm van een Grieks kruis. Dit is een kenmerk van de Byzantijnse centraalbouw die werd toegepast bij de bouw van kerken. In West-Europa werd bij de bouw van kerk gekozen voor de basilica vorm.
Helena, de moeder van Constantijn, was een vrome vrouw die naar Jeruzalem is gereisd om daar te zoeken naar het ware kruis. Dit kruis is overgebracht naar Constantinopel. Splinters van het kruis worden door gelovigen bewaard in reliekschrijnen. Deze hadden de vorm van een schuifdoosje, waarvan het deksel opzij geschoven kon worden. In het doosjes was een kruis ingelegd, waarin het stukje heilig hout bewaard kon worden.
De Byzantijnse staurotheken zijn op verschillende plaatsen in Europa te bewonderen. Niet alleen tijdens de 4e kruistocht kwamen ze naar Venetië, maar ook de Ottoonse koningen die met Byzantijnse prinsessen trouwden, kwamen in het bezit van zo’n kostbare reliekschrijn.
De muren van deze twee kerken zijn opgetrokken uit baksteen, gewone steen, en marmer. De Panagia is waarschijnlijk de oudste kerk op het Griekse vasteland en dateert uit de 10e eeuw. In dit hoog gelegen klooster werden en worden ikonen geschilderd en boeken geschreven.
De Panagia (Theotokos) kerk heeft de vorm van een parallellogram. Het Katholikon is een Grieks kruis met een koepel.
De vormen van decoratie in de Byzantijnse kerken is ook
traditioneel. Op het hoogste punt – de koepel – wordt altijd een mozaïek of
schildering met Christus Pantocrator aangebracht. In het Katholikon is de
koepel beschilderd met tempera – een verf op basis van eigeel. Ook al is het
gebruik van deze manier van schilderen nieuw, de afbeelding blijft
traditioneel.
In de apsis bij het hoofdaltaar vindt men een Maria Theotokos met Christus op
schoot. Het hoofdaltaar is van het schip gescheiden door een zogenaamde
iconostase – een wand van iconen. Toegang tot het hoofdaltaar achter de
iconostase is alleen toegestaan voor kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders niet
voor het publiek.
In de iconostase bevindt zich een deur waardoor de patriarch toegang heeft tot het hoofdaltaar. In het Katholikon is een bescheiden iconostase aangebracht. Soms lopen deze icoonwanden door tot de hoogte van de kerk. Een voorbeeld is de iconostase in de Kathedraal van de Annunciatie in het Kremlin. In de afbeeldingen is duidelijk te zien, dat de Byzantijnse wijze van afbeelden in de loop van de eeuwen gehandhaafd is.
Het schiereiland Athos ligt in het noordoosten van Griekenland. Het is een autonoom gebied onder het Patriarchaat van Constantinopel. Het schiereiland dankt zijn naam aan de berg Athos op de zuidelijkste punt.
Op het schiereiland staan een twintigtal kloosters. Volgens een edict van de Byzantijnse keizer Constantijn IX Monomachus hebben vrouwen en jongeren geen toegang tot het schiereiland. Ook is het gebied verboden voor alle vrouwelijke dieren.
Volgense een legende zou Maria hier voet aan wal hebben gezet tijdens een storm. Eenmaal aan wal zou zij het schiereiland, als haar tuin hebben geclaimd en het gebied voor andere vrouwen verboden hebben verklaard.
De twintig kloosters behoren tot de Orthodoxe Kerk, maar wel onderscheiden in Grieks-orthodox, Russisch-orthodox en Bulgaars-orthodox en Servisch-orthodox.
Sommige klooster zijn al gesticht aan het eind van de 1e eeuw. In de 16e eeuw is het laatste klooster gesticht. De monniken wijden hun leven volledig aan God. In het dagelijks leven worden zij bijgestaan door bouwvakker, landarbeiders, politieagenten en onderzoekers.
De UNESCO heeft het schiereiland op de werelderfgoedlijst geplaatst.
Dit klooster is een van de twintig klooster op het schiereiland Athos. Het staat op een 330 meter hoge rots boven het water. Het klooster is gesticht door Simon van Athos, een kluizenaar die door de Oosters-orthodoxe kerk heilig is verklaard. In de 14e eeuw heeft het klooster een grote uitbreiding ondergaan. Diverse branden in de 16e, 17e en 19e eeuw hebben geleid tot restauratie en verbouwingen die het klooster in zijn huidige vorm hebben gegeven.
Het Ivironklooster is gesticht door de Johannes de Iberiër. Het klooster bezit een schat aan manuscripten, boeken en liturgische boekrollen. De meeste boeken zijn geschreven in het Grieks, Georgisch, Hebreeuws en Latijn. De naam komt van het Georgische koninkrijk Iveria (Iberia) waar de stichter vandaan kwam.
Johannes de Doper is herkenbaar aan zijn wilde voorkomen. Hij leefde als in de woestijn. Bijzonderheid aan deze illustratie is, dat Christus naakt is afgebeeld. Dit was zeer ongebruikelijk, maar er zijn drie momenten in het leven van Christus waarop het werd toegestaan om hem naakt af te beelden: de doop in de Jordaan, zijn geboorte en besnijdenis en als Christus op een steen zit geboeid om naar Golgotha te worden gevoerd.
Voor het bezichtigen van Byzantijnse kunst hoeft men niet speciaal naar Istanbul. De San Marco in Venetië is gedecoreerd met de Byzantijnse kunstschatten en relieken uit Constantinopel die op last van de Doge van Venetië tijdens de verovering van de Constantinopel in 1204 op de Byzantijnen werden veroverd.
De bouw van deze kerk begon in 1033. Venetië had veel
contacten met de Byzantijnse wereld. Op bevel van de Doge van Venetië moest
ieder schip dat de stad aandeed een geschenk meebrengen voor de decoratie van
de kerk. De schatten die tijdens de 4e kruistocht in 1204 op de
Byzantijnen werden veroverd, werden gebruikt om de kerk verder te verfraaien.
De Italianen imiteerden de manier van decoreren van de Byzantijn – Manièra
Greca . Dit is een Byzantijnse stijl van schilderen in de 12e en 13e
eeuw in Italië. De kenmerken zijn: het gebruik van ondiepe ruimten en vlakheid
van schilderen.