De oorspronkelijk naam van het Colosseum is Theatrum
Flavium. Het is gebouwd in opdracht van de keizers van Rome die behoorden tot
de Flavische dynastie. Het theater is gefinancierd uit eigen middelen en
bestemd voor het volk van Rome.
De spelen die er werden georganiseerd waren voor het volk gratis toegankelijk.
De financiers van de spelen behoorden meestal tot de elite van Rome. Het
financiering van evenementen als gladitorengevechten en wagenrennen werd
beschouwd als een vorm van “public relations”: het was voor de elite en met
name voor de keizers belangrijk dat het volk tevreden gesteld en op hun hand
bleef. Geef het volk panem et circenses “brood en spelen”!
Na de val van Rome in 476 treedt een langdurige periode van verwaarlozing in.
De Christenen zien het Colosseum als een poel van verderf, waar lotgenoten de
martelaren dood zijn gestorven. Met zo’n plaats willen ze niets te maken
hebben. Het gebied verpauperd en de pausen laten de travertijn bekleding van de
muren halen en gebruiken bij de verfraaiing van de kerken in Rome.
Keizer Vespasianus was de opdrachtgever tot de bouw van een theater. De bouw werd begonnen in 72 en was voltooid in het jaar 80. Vespasianus heeft de voltooiing niet meegemaakt. Hij stierf in 79. Onder zijn zoon Titus die hem als keizer opvolgde, werd het theater voltooid. Bij de inwijding van het gebouw werden er 100 dagen spelen afgekondigd door Titus om zijn vader Vespasianus te eren.
Het theater is altijd gezichtsbepalend geweest voor Rome. Na
voltooiing van het gebouw werden er munten geslagen met een afbeelding van het
theater. Ook later werd het gebouw gebruikt op Romeinse munten. Deze munten waren
betaalmiddel door het hele rijk. Een afbeelding van het Flavisch Theater was
een vorm om de grandeur van Rome in de provincie uit te dragen.
Op onderstaande afbeelding staan munten uit het jaar 80 (de opening) uit 240 en
een italiaanse euromunt uit 2002.
De naam Colosseum is niet door de Romeinen aan het theater
gegeven, maar door de Middeleeuwse bewoners van Rome.
Er is een vermoeden dat de naam Colosseum afgeleid is van het enorme beeld van
keizer Nero, dat de Kolos van Nero heette. Het beeld stelde Helios voor met het
gelaat van keizer Nero. Nero had het terrein achter het huidige Colosseum laten
afbreken en opdracht gegeven om daar een enorm paleis te laten bouwen: de Domus
Area. Op de plaats van het Colosseum liet hij een enorm meer aanleggen. Bij dat
paleis verrees ook het enorme standbeeld.
Na Nero’s dood is de Domus Area volgestort met grond en daarop zijn nieuwe
gebouwen verrezen. Het meer is gedempt en Vespasianus heeft op die plaats het
Colosseum laten bouwen.
Het theater telde enorme afmetingen: de muren zijn 50 meter hoog, de omtrek is
zo’n 500 meter en er konden 50.000 bezoekers in. Het beeld van Nero stond
waarschijnlijk tot in de Middeleeuwen naast het Colosseum. Mogelijk is het
tijdens een aardbeving verwoest en is het metaal elders gebruikt.
De Engelse prediker Bede heeft een beroemde uitspraak gedaan over het beeld van
Nero. Het is mogelijk dat zijn uitspraak verkeerd vertaald is. In plaats van te
verwijzen naar het beeld werd in de vertaling verwezen naar het Flavisch
theater. Die naam werd in de volksmond veranderd in Colosseum. Tot op de dag
van vandaag is het gebouw onder die naam bekend.
Het Colosseum is gebouwd volgens de drie grote bouworde. De toegang is gebouwd volgens de Dorische orde. De pilaren zijn zwaar en het grondplan is massief. De 1e verdieping heeft net als de toegang bogen met half-pilaren volgens de Ionische orde.Deze zijn minder massief. Dit lichter worden van de bouw wordt voortgezet in de 2e verdieping, waar de half-pilaren zijn versierd met een Korintisch kapiteel Naar boven toe wordt het gebouw steeds lichter en dunner.
Gladiatorenwedstrijden werden door de Christenen
verafschuwd. Na de val van het Romeinse Rijk en de soliede vestiging van het
Christendom werden deze wedstrijden door het hele voormalige Romeinse Rijk
verboden. De theaters raakten overal in verval. In het Colosseum zijn wel nog
lang gevechten met dieren gehouden, waaronder stierenvechten.
Gladiatorenwedstrijden was slechts een onderdeel van een dag in het Colosseum.
Een leuk boekje hierover is Gladiatoren –volksvermaak in het Colosseum van Fik
Meijer. Ook gevechten met dieren en mensen, of dieren onderling vormden een
attractie.
Een kaartje voor het Colosseum was een hele dag geldig. Op
het kaartje stond het nummer van de toegangspoort waardoor je naar binnen moest
om snel bij je plaats te komen. Het Colosseum kende 80 van dergelijke
toegangspoorten. De 50.000 bezoekers konden binnen 15 minuten binnen zijn. Na
afloop was het theater in 15 minuten ontruimd. Logistiek was het theater
perfect georganiseerd.
De ochtendvoorstelling was gevuld met dierengevechten(venationes). De
Romeinen importeerden hiervoor duizenden dieren uit Noord-Afrika: leeuwen,
panters, olifanten, nijlpaarden. De aanvoer was zo groot dat deze dieren in Noord-Afrika
zijn uitgestorven.
Na het ochtendprogramma kon je met je kaartje naar buiten om bij stalletjes
iets te eten. Dat werd gratis aangeboden (brood en spelen). Soms kreeg je op je
kaartje nog iets extra’s: bijv. een extra brood of worst.
Tussen de middag was de arena beschikbaar voor executies van slaven, gevangenen
en andere ter dood veroordeelden.
Het middagprogramma was het hoogtepunt: de gladitorengevechten. Gladiatoren
werden opgeleid in zogenaamde gladitorenscholen. Deze stonden dichtbij de
arena’s. Als gladiator werd je door het volk veracht, maar veel gladiatoren
hadden een ware heldenstatus met “fanclub”en al. Enerzijds verguisd, anderzijds
op handen gedragen.
Er wordt door wetenschappers druk gespeculeerd over de waarde van de
gladiatorengevechten. Het is mogelijk dat de gevechten een naspelen van de
veldslagen en oorlogen waren die de legionaires van het Romeinse legers tijdens
hun tochten door Europa dagelijks meemaakten.
Het eind van een gladiatorengevecht wordt bepaald door de wens van de keizer
(die luistert naar het opgehitste volk) of de overwonnen gladiator zal leven of
sterven.
De dames die op bovenstaand schilderij zo fanatiek vragen om
de dood van de overwonnene zijn de Vestaalse maagden. Zij hebben, net als de
elite van Rome de beste plaatsen in het theater.
Vooral in ’s zomers kan het in het Colosseum bloedheet worden. Om ervoor te zorgen dat de bezoekers toch in de schaduw naar de gevechten konden kijken, werden vanaf de bovenste verdieping lange zeilen naar het midden gespannen. Alleen het gedeelte boven de arenavloer bleef in het zonnelicht. Het spannen van de zeilen werd gedaan door zeelieden, die hun ervaring in het Colosseum op een andere manier in de praktijk kon brengen.
Keizer Domitianus heeft een extra verdieping aan het Colosseum toegevoegd en heeft onder de arena een gangenstelsel lagen aanleggen met ruimtes voor de wilde dieren en de gladiatoren. Dit gangenstelsel was afgedekt met de houten arenavloer. Een indrukwekkend systeem van luiken en hijsstellingen en katrollen zorgde ervoor dat dieren en mensen in de arena werden gebracht.
Populairder dan de gladiatorengevechten in het Colosseum
waren de wagenrennen in Circus Maximus. Al in de 7e eeuw v.Chr.
werden op deze plaats wagenrennen georganiseerd. In de loop van de eeuwen is
het steeds verder verfraaid en uitgebouwd. Er was plaats voor zo’n 250.000
bezoekers. Alleen de lengte van de spina – de “middenberm”- was 216 meter.
Tegenwoordig is het Circus Maximus een groene vlakte midden in Rome, waar de
inwoners graag een deel van hun vrije tijd doorbrengen. Van de gebouwen en
zitplaatsen is weinig tot niets meer over.
Op de spina stonden twee obelisken die de Romeinen hadden
meegenomen uit Egypte. Deze obelisken hebben een andere plaats in Rome
gekregen. De ene staat op de Piazza del Popolo; de andere op het Piazza di San
Giovanni in Laterno.
Op het eind van de spina staan drie metae – kegelvormige zuiltjes. Als een
wagenmenner die zuiltjes zag, wist hij dat het keerpunt naderde. Het keren in
volle vaart was een hachelijke onderneming, waarbij vaak gewonden en zelfs
doden vielen. Regels waren er niet; alles was toegestaan.
Een impressie van hoe zo’n wedstrijd verliep zien we in de beroemde film “Ben
Hur”.
Op de afbeelding is duidelijk de lengte van het Circus Maximus te zien. De lengte bedroeg 600 meter, de breedte 140 meter. In het midden staat de spina met de twee obelisken en op de beide uiteinden de keerpuntmarkering (de metae). Op de voorgrond zijn de toegangspoorten te zien, waardoor de wagens vanuit de stallen de arena in reden.
De wagenrennen waren zo populair, dat afbeeldingen ervan op
veel grafmonumenten zijn terug te vinden. Waarschijnlijk hadden belangrijke
personen een vaste zitplaats. Er zijn inscripities met namen gevonden in
stukjes marmer.
Het teams die tegen elkaar streden waren herkenbaar aan hun tuniek in de
kleuren: groen, blauw, wit en rood. De bezoekers waren waarschijnlijk hun hele
leven aanhanger van een van deze factiones – ook de keizer bekende
kleur.
Over de gekleurde tunica droegen de menners een korset van reepjes leer, dat
strak was ingesnoerd. Op deze manier waren de menners enigszins beschermd tegen
de gevolgen van ongevallen tijdens de wedstrijden.
Het Circus Maximus en het Colosseum waren bestemd voor
bepaalde vormen van vermaak en wedstrijden. In het Stadion van Domitianus
(Hippodroom) werden sportwedstrijden gehouden, die de Romeinen hadden
overgenomen van de Grieken. Er werden wedstrijden georganiseerd in worstelen,
hardlopen en andere takken van atletiek. Deze wedstrijden waren minder
populair. Het stadion bood dan ook maar toegang tot 80 – 100.000 bezoekers.
Het stadion van Domitianus is verdwenen en op de plaats zijn huizen gebouwd.
Toch is de plaats op de plattegrond van Rome herkenbaar, als de Piazza Navona.
Onder de gebouwen bevinden zich nog de fundamenten van de tribunes. De naam
Navone verwijst naar in agone = strijdvoeren. De vorm van het plein is
nog de vorm van de arena.
Het Pantheon is een uniek bouwwerk. Het was oorspronkelijk een klassieke tempel en is nog in tact. Het gebouw weerspiegelt de wijze waarop de Romeinen tegen de Oudheid aankeken. Het gebouw is gebouwd in opdracht van keizer Hadrianus die dol was op cultuur en veel op reis was om overal in het Romeinse Rijk gebouwen te renoveren. Ook het Pantheon is door hem gerenoveerd, nadat de oorspronkelijke tempel door brand was verwoest. Hadrianus heeft bij de bouw gebruik gemaakt van de nog bestaande bouwtekeningen. Het opschrift op de het fries van de tempel is niet van Hadrianus, maar van de eerste opdrachtgever: Marcus Agrippa. Deze generaal en schoonzoon van Augustus heeft om de keizer te eren deze tempel voor hem neergezet. Waarschijnlijk was de tempel gewijd aan Cybele en Neptunus.
Het Pantheon is een voorbeeld van centraal bouw. Volgens
Vitruvius was dit de aangewezen bouwstijl voor religieuze gebouwen.
Het Pantheon heeft een voorhal met zuilen van de Korintische orde en een ronde
cella. De dak van de cella is een koepel. Deze vorm van koepelbouw is de
inspiratie geweest voor alle latere koepels. Denk hierbij aan de Aya Sophia in
Istanbul en de koepel van de St.Pieter in Rome.
Het plafond bestaat uit cassettes die naar boven toe steeds dunner en daardoor
lichter worden. In de koepel past een perfecte bol van 43,3 meter. Bovenin is
dekoepel open: de oculus met een doorsnede van 9 meter Hierdoor stroomt het
daglicht de ruimte in, wat tot prachtige lichteffecten leidt.
Het plafond van de tempel die door Hadrianus was gebouwd, was ingelegd met
brons en met goud. Hiervan is niets meer over. Bij de bouw van de St.Pieter is
deze bekleding gebruikt om het baldakijn van het hoogaltaar van de St.Pieter te
ontwerpen.
Het Pantheon is in tact gebleven, omdat het gebouw in de 7e eeuw
door de paus als kerk is ingewijd. De kerk werd gewijd aan de Heilige Maria en
de Martelaren.
In het Pantheon liggen de koningen van Italië begraven en ook enkele grote
kunstenaars, waaronder Rafaël.
In Rome staan vele triomfbogen. Het vermoeden bestaat dat de
Romeinen de bouw van triomfbogen hebben overgenomen van de Etrusken. Deze
bouwden een houten poort, waar het leger dat terugkwam van de oorlog onderdoor
moest lopen, voordat de mannen de stad weer mochten betreden. Dit werd gezien
als een rituele reiniging van de oorlogshandelingen die de krijgers
noodgedwongen op het slagveld hadden moeten verrichten. Zij kwam terug met
bloed aan hun handen.
De Romeinen kenden al de triomfzuilen (zuil van Trajanus) waarop de overwinning
van het leger werd vastgelegd. In de Republikeinse tijd maakte de Romeinse
generaals met hun leger al een triomfale intocht in Rome na een overwinning.
In de Keizertijd werd het de gewoonte om de keizer te eren met een marmeren
triomfboog, waar hij met zijn leger doorheen trok. Meestal had deze triomftocht
later plaats, dan de eigenlijk terugkeer van de overwinning.
De boog van Titus is door Keizer Domitianus, na de dood van
Titus in 81, gebouwd ter ere van de veroveringstocht van Keizer Titus in
Jeruzalem in 70 n.Chr. Het beeldhouwwerk aan de binnenzijde van de boog is
uitgevoerd met een grote plasticiteit. Aan de ene kant zien we Titus op zijn
quadriga vooraf gegaan door de godin Waarde. Achter Titus staat de gevleugelde
godin Victorie.
Het tegenoverliggende paneel toont de tempelschatten die Titus uit Jeruzalem
naar Rome heeft gevoerd, waaronder de Menorah.
Het plafond van de boog is uitgevoerd met vierkanten met rozetten.
Vanaf de kant van het Colosseum betreedt de bezoeker het
Forum Romanum door onder de boog van Titus door te lopen. Het Forum Romanum
wordt aan de andere zijde afgesloten door de Triomfboog van Keizer Septimus
Severus.
Septimus Severus was samen met zijn zonen Caracalla en Geta keizer van Rome
193-211. Zijn triomfboog heeft drie bogen; de middelste 20 meter hoog, de beide
kleine bogen 18 meter. Deze bouwvorm vindt later navolging bij de bouw van
Christelijke kerken en symboliseert de Drie-eenheid. De triomfboog werd gebouwd
na de overwinning van de drie keizers op de Parthen.
Na de dood van zijn vader volgt Caracalla samen met zijn broer hem op. Geta
wordt in 211 op last van Caracalla vermoord. Caracalla blijft als alleenheerser
over. Caracalla laat alle verwijzingen naar Geta van de triomfboog verwijderen.
De reliëfs zijn zeer gedetailleerd en overdadig uitgevoerd. Geen stukje van de achtergrond is te zien. In de zwikken bij de bogen zien we een gevleugelde Victorie. In later beeldhouwwerk vinden dit soort figuren terug.
De boog van Constantijn is opgericht in 315 na Constantijn’s overwinning op Maxentius. In de vorige les is het portret van Constantijn al aan de orde geweest. Het beeld, waarvan de resten zich bevinden in de Capitolijnse Musea tonen een vereenvoudiging van het uitbeelden van gelaatstrekken. De echte portretkunst verdwijnt in de late keizertijd.
Rond de overwinning van Constantijn is een legende geweven.
Volgens zeggen zou hij een droom hebben gehad. In die droom verscheen een engel
met een boodschap van God in de vorm van het kruis. De boodschap luidde: Onder
dit teken zult gij de overwinning behalen.
De volgende morgen liet Constantijn, die de droom niet kon duiden, op alle
schilden van zijn manschappen een kruis schilderen. Hij behaalde de
overwinning.
Piero della Francesca heeft in de 15e eeuw in de San Francesco in
Arezzo een fresco van Constantijn’s droom geschilderd.
De boog van Keizer Septimus Severus heeft model gestaan voor de triomfboog van Constantijn. Het beeldhouwwerk op de boog vertoont een grote verscheidenheid aan stijlen. Dit is te wijten aan de bijzondere manier waarop Constantijn zijn boog liet decoreren. Hij liet de ontwerpers bestaande bouwwerken ontmantelen en ontdoen van hun beeldhouwwerk. Zo zijn de ronde reliëfs aan voor- en achterzijde afkomstig van een monument van Hadrianus; de rechthoeken aan voor- en achterzijde bovenin zijn oorspronkelijk van Marcus Aurelius en aan de zijkanten bovenin maakte Constantijn gebruik van reliëfs die keizer Trajanus uitbeelden en waarschijnlijk afkomstig waren uit het Forum Trajanum: Het Grote Trajaanse Fries. Constantijn koos echter zeer bewust werk van deze drie keizers. Men denkt dat hij zich met deze drie “goede” keizers wilde identificeren. Pikant detail: Constantijn liet de portretten van de keizers op de gebruikte reliëfs zijn trekken geven.
De gedeelten van de triomfboog die hij zelf liet invullen, laten beeldhouwwerk zien, waarin de uitbeelding van de voorstelling wordt vereenvoudigd. Niet langer wordt naar de werkelijkheid afgebeeld, maar plooien en lijnen krijgen iets gekunsteld. In onderstaand voorbeeld van het vierspan met Apollo is dat duidelijk aan de mantel van Apollo te zien. Deze wappert wel achter hem aan, maar de plooival is een repeteren van streepjes in het marmer gehakt.
Ronde reliëfs zijn oorspronkelijk van een gebouw waartoe Keizer Hadrianus opdracht had gegeven in de jaren 130. De fries eronder is wel gemaakt in opdracht van Constantijn.
Overheersing en absolute aanpassing van de overwonnen
volkeren is nooit het doel van de Romeinen geweest. De volkeren mochten
vasthouden aan hun eigen religie en gewoonten. Er waren wel een paar eisen die
de overwinnaars stelden:
- hoe je koest, schop geen herrie
- betaal je belasting die wij vragen
- offer ook aan onze goden (later ook aan de keizer)
De Romeinen nemen ook gewoonten en kunstuitingen van de overwonnen volkeren
over.
Bouwwerken van de Romeinen in de perifere gebieden van het
rijk vertonen lokale invloeden. De kapitelen van zuilen krijgen een eigen
invulling, de scèna bij de theaters is anders ingedeeld, maar in alle
belangrijke Romeinse steden in de provincies vinden we de resten van bouwwerken
waarom de Romeinen zo beroemd zijn geworden. De meeste van deze bouwwerken zijn
door de UNESCO op de werelderfgoedlijst geplaatst.
Het Romeinse Rijk had aan het eind van de republiek al bijna zijn grootste
omvang bereikt. De keizers hebben aan de rand nog wat veroveringen gedaan. Zo
heeft keizer Claudius een deel van Groot-Brittannië veroverd en zijn de Daciërs
door Trajanus onderworpen.
Op het Iberische schiereiland en in het zuiden van Frankrijk heeft Augustus
zijn macht laten gelden.
In Merida in Lusitanië staat een tempel gewijd aan Diana uit
de 1e eeuw. De tempel is peripteraal, dat wil zeggen de cella is
door een rij zuilen omgeven. De zuilen van de voorhal zijn van de Korinthische
orde, maar de bladeren zijn zo ver uitgebogen, dat hier wordt gesproken over
een “bloemkool-kapiteel”. Op de plaats van de cella is een klein paleis gebouw. Te
zien is dat de oorspronkelijke kolommen in de muren zijn opgenomen. UNESCO
werelderfgoedlijst nr.: 664-025
Het Romeinse theater in Merida heeft een bijzonder scèna. In
de plaatsing van de zuilen is een vorm van beweging gecreëerd. Er ontstaat een
golfbeweging die het geheel minder massief maakt. In de 17e
eeuw komt dit terug bij de barokke bouwkunst.
De scèna was de plaats waar de acteurs zich konden omkleden. Het diende ook als
decor voor de uitvoering. Het theater in Merida is nog in gebruik. Ook de
ruimten van de scèna.
In Segovia hebben de Romeinen een aquaduct aangelegd,
waarvan nog 728 meter in tact is. Het aquaduct is 28 meter hoog.
De Romeinen brachten in de provincies hun beschaving en de handel. Zij
ontwikkelden de gebieden door ook de utiliteitsbouw naar de provincies te
brengen: waterleiding, badhuizen. Ook hun cultuurgebouwen: theater en arena
werden naar de provincie gebracht. Ook op andere plaatsen vinden we nog
restanten van Romeinse aquaducten: o.a. in Tunesie (een gedeelte is nog altijd
in gebruik) en in Nîmes: de bekende Pont du Gard.
Na de inlijving en verwoesting van Carthago in 146 v.Chr werden ook daar Romeinse aquaducten aangelegd om de nieuwe steden - waaronder het herbouwde Carthago - van water te voorzien. In Tunesië werd het langste aquaduct gebouwd; het Zaghouan Aquaduct. Dit aquaduct is nog gedeeltelijk in gebruik.
Een van de bekendste aquaducten is ongetwijfeld de Pont du Gard bij de stad Nîmes in Zuid-Frankrijk. Dit aquaduct liep oorspronkelijk van Uzès naar Nîmes over een lengte van 50 km. Bijzonder aan dit aquaduct is dat het niet alleen voor het transport van water diende. Op de onderste overbrugging ligt een weg.
In Nîmes heeft de Romeinse generaal Marcus Agrippa een
tempel gebouwd die gewijd is aan zijn twee kinderen die jong gestorven zijn.
Agrippa was lid van de keizerlijke familie en familieleden van de keizer werden
gezien als goden.
Tegenwoordig heet het tempeltje Maison Cuvée. Het gebouwtje heeft altijd dienst
gedaan, is regelmatig gerestaureerd en gerenoveerd. Het doet dienst als
tentoonstellingsruimte.
Ook de Romeinse arena van Nîmes is nog altijd in gebruik. Het is gebouwd tussen 50 en 100 en heeft een grootte van 113x101meter. De arena is 69x38meter. In de Middeleeuwen waren er woningen en winkeltjes gevestigd en er was zelfs een kerk gesticht. Tegenwoordig worden er allerlei optredens uitgevoerd; de akoestiek is perfect.
In de buurt van Nîmes ligt Orange, het voormalig hertogdom
waaraan ons koningshuis zijn naam ontleent. Ook in Orange vinden we resten van
Romeinse overheersing. Het theater van Orange behoort tot de grootste buiten
Rome en is nog altijd in gebruik voor voorstellingen In de scèna staat een torenhoog beeld van keizer Augustus.
In het plaatsje staat nog een triomfboog met drie poorten
In Orange staat een Triomfboog die gebouwd is tijdens de regering van keizer Augustus. Oorspronkelijk was de boog een eerbetoon aan het tweede legioen. In opdracht van keizer Tiberius werd de boog gereconstrueerd om de overwinningen van Julius Ceasar op de Germanen te eren. De triomfboog heeft drie bogen, waarvan de middelste boog groter dan de buitenste twee en heeft als voorbeeld gediend voor de boog van Septimus Severus op het Forum Roman.
Noordelijker in Europa is Trier een van de plaatsen met goed bewaarde Romeinse gebouwen: de Porta Nigra, de Aula Palatina en de Keizerlijke Thermen.
De Aula Palatina is een ontvangstruimte gebouwd in opdracht van Constantijn. Voor de bouw is de basilica vorm gebruikt zonder de zijbeuken. Het is een enorme ruimte met een absis, waarin tijdens de Romeinse overheersing een beeld van de keizer stond. Tegenwoordig is het gebouw een kerk.
De Porta Nigra, de enige Romeinse toegangspoort boven de alpen die nog intact is. De poort is gebouwd tussen 186-200. De naam Porta Nigra is waarschijnlijk in de Middeleeuwen ontstaan, omdat de grijze zandsteen zwart begon te worden. De oorspronkelijk Romeinse naam van het gebouw is verloren gegaan.
Het zuidelijk gedeelte van Engeland is door Claudius aan het Romeinse Rijk toegevoegd. Hadrianus heeft aan de noordgrens een muur met fortificaties laten bouwen: de zogenaamde Hadrian Wall, waarvan een deel nog steeds te bezichtigen is. Op regelmatige afstanden waren er versterkingen in de muur.
In Suffolk is een Romeinse zilverschat aan het licht gekomen. De zilveren schalen dateren uit de 4e eeuw. De schaal met de beeltenis van Neptunus met 60 cm in doorsnede. De Schat van Mildenhall staat in het British Museum
In de middelste cirkel van de Neptunusschaal is duidelijk te zien dat de maker zoveel mogelijk figuren wilde afbeelden. Het ‘horror vacui’ is een Griekse stijl in de kunst die door de Romeinen tot in het detail wordt nagevolgd. Sommige sarcofagen zijn zo overdadig gedecoreerd met reliëfs, dat er geen onbewerkt marmer meer te zien. Het lijkt alsof de Romeinen in de late keizertijd een angst ontwikkelden voor de lege ruimte.
Over het algemeen hadden de Romeinen ontzag en respect voor hun tegenstanders. Tegenstand in de strijd was een grote deugd. Sterven in de strijd was dat ook. In het beeld van de Stervende Gallïer en de Gallische zelfmoord komt het respect voor het Gallische volk tot uitdrukking. Zelfmoord was eerbaar; je hield de eer aan jezelf.