De vroegchristelijke kunst omvat de eerste vijf eeuwen van onze jaartelling. Het gaat hierbij om de beeldende vormgeving van de eerste Christenen.
De Romeinen kenden een meer godendom. In de loop van de eeuwen kwamen er ook steeds nieuwe goden bij. Denk hier bij aan de verering van keizers en keizerinnen, als goden en godinnen. De keizer werd verondersteld rechtstreeks af te stammen van de goden. Tijdens het Keizerrijk ontstaat ook de verplichting voor overwonnen volkeren om in de tempels offers te brengen aan de regerende keizer. Daarnaast nemen de Romeinen de cultus van de overwonnen volkeren over. Zo ontstaat in Rome ook de verering van de Egyptische godin Isis (die wordt gezien als Juno). Ook zijn er aanhangers van de Mysterieën van Mithras; een cultus die overgenomen is vanuit Perzië.
De vroege Christenen vallen op door hun afwijzing van het
meer godendom. Zij vereren één god en weigeren offers te brengen aan de
Romeinse goden. De cultus rond de keizerverering wordt door hen afgewezen. Dit
brengt de vroege Christenen in conflict met de Romeinen. Dit leidt tot
vervolging van de eerste Christenen.
Deze vervolgingen vallen in de eerste eeuw mee. Het is beslist niet zo, dat de
Christenen hun geloof niet konden belijden. De Romeinen waren op dit punt
pragmatisch: je kunt doen wat je wilt, maar schreeuw niet van de daken, dat je
christen bent. Bovendien hangen de vervolgingen ook af van de keizer die aan de
macht is. De grootste vervolgingen hebben plaatsgevonden onder Nero(54-68 AD), Trajanus(98-117
AD) en Diocletanius(284-305). In de tussenliggende eeuwen kwamen er wel lokaal
vervolgingen voor, maar de meeste keizers volgden een gedoog politiek.
Uit de eerste twee eeuwen hebben we geen afbeeldingen van vroegchristelijke kunst. De eerste christenen waren van Joodse afkomst. De Joodse godsdienst verbood het maken van afbeelding van God en aardse zaken(Exodus 20:4). Er is in het Jodendom geen beeldende traditie. Afbeeldingen van het leven van Jezus komen ook niet voor, omdat de verhalen uit het Nieuwe Testament nog niet waren vastgelegd. Pas vanaf de derde eeuw vinden we een begin van vroegchristelijke afbeeldingen. Dit soort afbeeldingen bevinden zich veelal in het verborgene en omgeven door symboliek. Ook nu nog gold voor de aanhangers van het Christendom: wees niet te openhartig over je religie. In de derde eeuw zien we dan ook een vermenging van Romeinse voorstellingen en Christelijk symboliek. Dit wordt vooral gedaan om de ware aard van de afbeelding te maskeren. Pas in vierde en vijfde eeuw ontstaat er een vroegchristelijke kunst die bovengronds komt. Dit is mede onder invloed van de erkenning van het christelijke geloof als godsdienst en de erkenning als staatsgodsdienst.
De vermenging van de symboliek van Romeinse kunst en vroegchristelijke kunst vraagt kennis van de Romeinse en Christelijke cultuur. De afbeelding is een soort stripverhaal in de Klassieke stijl, maar voor de interpretatie is het belangrijk om te kijken naar de inhoud. Om die inhoud te kunnen duiden is kennis van Homerus (Ilias en Odyssee), Ovidus (Metamorfosen) en de Bijbel(Oude Testament, later ook het Nieuwe Testament) van evident belang.
Deze sarcofaag verwijst in het reliëf naar passages uit de bijbel, of andere christelijke symbolen. Links is een schip te zien met een zeemonster en een liggende man onder een afdakje: dit is de voorstelling van Jonas onder de wonderboom, nadat hij door het monster is uitgespuugd. Daarnaast staat een figuur met geheven handen: dit is de orante-houding; een teken van overgave aan het goddelijk; een houding die door de christenen is overgenomen, als christelijke gebedshouding. Naast de figuur in de orante-houding zit een man op een bank in een boekrol te lezen: een mogelijke wijsgeer. Naast de wijsgeer staat een jongeman in een tuniek met een schaap op zijn schouder: de goede herder, een bijnaam die de christenen Jezus hebben gegeven. Helemaal rechts een klein mensfiguurtje met een oudere man: de doop van Jezus door Johannes de Doper. Johannes heeft zijn hand op de hoofd van Jezus gelegd. Boven Jezus is een vogel te zien. De duif die uit de hemel neerdaalde.
De stijl van deze sarcofaag is klassiek. De figuren staan in contraposto-houding. De val van de kledingstukken wordt gedetailleerd weergegeven. De inhoud van het reliëf is echter duidelijk christelijk, met verwijzing naar verhalen uit het Oude Testament en uit het leven van Jezus.
In het Midden Oosten leefden Joden en Christenen de eerste
eeuwen broederlijk naast elkaar. In Dura Europos zijneen synagoge en een
christelijke kerk opgegraven waarvan de fresco’s veel overeenkomsten vertonen.
Archeologen vermoeden dat de beide gebouwen door dezelfde decorateur zijn
beschilderd.
Bovenstaand fresco is een Joodse afbeelding. Hier is het verhaal belangrijk en
niet de stijl van afbeelden. De achtergrond is neutraal. Rechts staat de figuur
van Aäron, de eerste hogepriester. Hij is de belangrijkste persoon en wordt dan
ook het grootste afgebeeld. Op de voorgrond zijn de stadsmuren van Jeruzalem
geschilderd. De tempel staat daarboven en lijkt te zweven boven de stadsmuren.
Als dit verhaal in het juiste perspectief was afgebeeld, had de maker het
probleem moeten overwinnen om door de stadsmuren te kunnen kijken. De
belangrijkste voorwerpen in de tempel: menorah en de toegangsdeur tot het
Heilige der Heiligen is naast de voorzijde van de tempel gezet. Deze afbeelding
is geen afbeelding van de werkelijkheid; er is geen perspectief. Ook de
mensfiguren en de dieren zweven als het ware in de lucht.
In deze afbeelding staat een groot geschilderd man
die met een stok of staf een put wijst. Uit de put komen een soort slangen die
naar huisjes lopen met figuurtjes erin. Boven de put is de Joodse zevenarmige
kandelaar geschilderd.
Dit is een afbeelding van Mozes die met zijn staf tegen de rots slaat en
daaruit water laat vloeien voor de twaalf stammen van Israël (de huisjes met de
figuurtjes).
De voorstelling is niet naar de werkelijkheid geschilderd. Ook hier is het
verhaal belangrijker dan de manier van afbeelding. Dit soort afbeeldingen wordt
“stapeling” genoemd. Om het verhaal overzichtelijker en duidelijker te maken,
past de decorateur een vereenvoudiging toe en werkt hij met stilering.
Het geloof in Jezus Christus als Verlosser, Zijn terugkeer
op aarde en de belofte van het eeuwige leven werd gepredikt door Jezus’ volgers
Petrus en Paulus. Onder invloed van hun verkondigingen gingen de christenen
ertoe over om hun doden te begraven. Het lichaam van de overledene moest in
takt blijven tot aan de 2e komst van Christus en het daarop volgende
Laatste Oordeel.
In het Romeinse Rijk moesten de doden buiten de stad begraven worden. De
christenen gingen hun doden ondergronds in catacomben begraven.
In Rome is in alle eeuwen steeds op elkaar gebouwd. In de ondergrond bestonden
nog veel gangen en woningen: er bestond een stad onder de stad. In fig.5 is
schematisch aangegeven hoe de christenen die ondergrondse gangen gingen
gebruiken. De muren werden opnieuw gepleisterd en beschilderd met taferelen uit
het Oude Testament en christelijke symbolen.
In de muren van de catacomben werden nissen gehakt, de zogenaamde loculi. In
deze nissen werden de doden bijgezet, gewikkeld in doeken of windsels. De
vochtige atmosfeer zorgde voor een snel vergaan van de stoffelijke resten.
Het is een wijdverbreide mythe, dat de vroege christenen de catacomben ook
gebruiken voor hun eucharistievieringen. Een opgeknapt cubiculum zou ingericht
zijn als kerkgebouw. Hiervan is tijdens onderzoekingen niets gebleken. Het
lijkt ook onwaarschijnlijk, dat grote groepen mensen ondergronds samenkwamen in
bedompte stinkende met fakkels verlichte ruimten. De catacomben waren bedoeld
om de doden te begraven. Ze werden wel fraai gedecoreerd.
In fig. 6 is te zien dat de muren van een cubiculum (kamer
van het huis ondergronds) is verdeeld in paneeltjes en dat in de vlakken
decoratie en figuren zijn aangebracht. Om de ondergronds ruimten met elkaar te
verbinden werden muren doorgehakt en doorgangen gemaakt.
Een catacombe, zoals in fig. 6 werd gebruikt om de leden van een familie te
begraven. In het cubiculum kwamen de nabestaanden bij elkaar om de dode de
laatste eer te bewijzen en soms ook voor een begrafenismaaltijd.
De catacombe heeft zijn naam gekregen door de materlaar S.Sebastiaan. De benaming 'catacombe' is ontleend aan de puzzolaan groeve dit daar ter plaatse was. Later is de betekenis uitgebreid naar de christelijke ondergrondse begraafplaatsen. De oorspronkelijk galerijen voor de extractie van puzzolaan werden hergebruikt voor het bijzetten van de doden. De muren werden voorzien van picturale wanddecoraties.
Dit zijn episoden uit het Oude Testament. In fig. 7 neemt Daniël de orante-houding aan in overgave aan Gods wil. De leeuwtjes die hem aanvallen zijn klein en lief geschilderd. Fig. 8 toont een Romeins geklede Mozes (met toga). De persoon is ouder (kijkt naar de baard). Mozes slaat met een stok tegen de muur. Hij doet iets; hij wordt voorgesteld als een soort “tovenaar”.
In de met rode en grijsgroene lijntjes getekende vlakken
zien we in de cirkel in het midden een persoon met blote benen en een korte
tunica. Op zijn schouders lijkt hij een dier te dragen. Hij wordt geflankeerd
door twee boompjes en aan zijn voeten liggen nog twee dieren. De voorstelling
heeft geleden door grondwater en algengroei.
In de boogvormige segementen zien we de belevenissen uit het leven van Jonas. Het
paneeltje waarin Jonas is geschilderd terwijl het zeemonster hem verslindt, is
verloren gegaan. Tussen deze paneeltjes met de vertelling. staan op de
buitenste cirkel figuren in de orante-houding.
Fig.10 en 11 laten twee episoden zien van de
plafondschildering in de catacombe van SS Petrus en Marcellinus. Fig.10 Hier
zien we Jonas die door de bemanning van de boot overboord wordt gezet. Rechts
is een grijskleurige hondachtige kop te zien, die opduikt uit het water: het
zeemonster dat Jonas zal verzwelgen. Drie dagen zal Jonas in de buik van het
zeemonster blijven en dan wordt hij door het monster uitgespuugd. Dat zien we
in fig. 11. Het zeemonster heeft duidelijke trekjes van een soort zeeslang met
een staart als een triton.
De schilderingen in de catacomben waren heel bewust uit het Oude Testament
gekozen. De verhalen verwezen eigenlijk al naar het Nieuwe Testament met de
verhalen rond Jezus. Centraal staat het geloof in een leven na de dood en de
opstanding. We zien dit bij de verhalen van Jonas, Daniël en de drie
jongelingen in de vurige oven.
Een voorbeeld van het uitdragen van het christelijke geloof
met behulp van symbolen. Het anker staat voor HOOP. De vis is het symbool voor
Christus en komt uit het Grieks ICHTUS wat vis betekent. Het woord
ICHTUS werd door de vroege christenen gebruikt als acronym: Iēsous Christos,
Theou Yios, Sōtēr en stond voor Jezus Christus,
Zoon van God, Verlosser.
Het rechter symbool is een van de eerste vormen van een christogram. Het
bestaat uit twee overelkaar geplaatste Griekse hoofdletter de Chi(X) en Rho(P).
Dit waren de beginletter van het Griekse woord ΧΡΙΣΤΟΣ,
wat staat voor Christus. Griekse schrijvers gebruikten hetzelfde symbool om een
passage in een tekst te markeren. De gecombineerde Chi-Rho stonden in dat geval
voor chrēston, wat “goed”betekende.
Het is niet met zekerheid te zeggen dat de persoon in fig.
13 een afbeelding is van Christus. Voor de vroege christenen bestond het gebod,
dat ze geen portret van Jezus zouden maken. In een afbeelding met christelijke
symboliek leek de persoon meestal op Jupiter of op de keizer.
De beeldvorming van Christus is in de loop van de Middeleeuwen ontstaan.
De vis en het brood verwijzen naar de wonderbare spijziging. Een van de wonderen die Jezus verrichtte.
De figuur is afgebeeld met een korte tuniek, de dracht van de Romeinse arbeider en handwerksman. Een herder staat voor iemand die goed voor zijn kudde zorgt. Hij is afgebeeld met een dier op zijn schouders, dieren aan zijn voeten en een waterkannetje. Jezus wordt ook gezien als een herder die voor zijn kudde zorgt.
Het Romeinse beeld van de Goede Herder hebben de christenen overgenomen. Zij zijn schatplichtig aan andere religies en beeldvorming. Het beeld bestaat al langer, maar de christenen verbonden er een nieuwe betekenis aan.
Niet alleen werden catacomben genoemd naar heiligen, maar ook naar Romeinse burgers. De catacombe van Priscilla, een rijke Romeinse dame die de catacomben onder haar huis ter beschikking stelde aan de christenen.
De Capella Greca is genoemd naar de Griekse inscriptie die er zijn gevonden. De pleisterlaag is gedecoreerd alsof de bekleding bestaan uit luxe steensoorten. Boven de steenbekleding staan figuren in orante-houding. Boven de eerste boog zijn drie figuurtjes en een zittende vrouw met een kindje te zien: de drie wijzen en maria met het kind. De achterste boog is versierd met een schildering van een groep aan een maaltijd.
Het paradijs wordt hier afgeschilderd al seen heerlijke
maaltijd.
Voor de christenen is het belangrijk om in de buurt van een heilige begraven te
worden. Een beetje heiligheid straalt dan op de overledene af. Heiligen nemen
in het Christendom de plaats in die de goden hadden voor de Romeinen en de
Grieken.
Christus is hier afgebeeld al seen jongeman zonder baard en met kort haar. Dit is het hellinistisch type van Jezus. Pas in de Middeleeuwen ontstaat het beeld van Jezus als een oudere man met een baard en lang haar. Die beeldvorming gaat de kunst beïnvloeden.
Op deze schildering is geen sprake meer van stapeling in de afbeelding. We zien Jezus (de grootste figuur in de afbeelding) en achter hem een hele massa mensen. Van de mensen achteraan zijn alleen de kruintjes zichtbaar. Dit is al meer een afbeelding naar de werkelijkheid (realistischer). Het huisje is een mausoleum. Jezus wijst ernaar met zijn staf en roept Lazarus om naar buiten te komen.
Niet alle schilderingen in de catacombe zijn van christelijke origine, of hebben een christelijke symboliek. Daarom is het belangrijk goed naar de voorstelling te kijken en trachten te begrijpen wat er wordt afgebeeld.
Op de achtermuur in het cubiculum van het Sacrament is onder
de bovenste loculi een schildering aangebracht die in eerste instantie doet
denken aan het Laatste Avondmaal. Het gaat hier om een schildering, waarvan
geen expliciet geschreven bronnen bekend zijn. Het is daarom moeilijk om deze
afbeelding te duiden. De figuren achter de tafel kunnen ook een agape
(liefdesmaaltijd) houden, of het kan een afbeelding zijn van de
begrafenismaaltijd.
Het paneeltje met de maaltijd wordt symmetrisch geflankeerd door schilderingen
met personen in de orante-houding.
In deze schildering wordt waarschijnlijk het leven van een
vrouw afgebeeld. Dat het hier gaat om een en dezelfde vrouw hebben onderzoekers
afgeleid uit de gelaatstrekken die het vrouwenfiguurtje in alle drie de
afbeeldingen heeft.
Links zien we de vrouw op het moment van haar huwelijk. Rechts heeft ze een
kindje op schoot; ze is een jonge moeder. In het midden staat ze in de
orante-houding. Mogelijk is dat een afbeelding van de vrouw toen ze was
overleden.
In fig. 27 zien we een schildering van een dame met hertjes. Dit is het klassieke beeld van de godin Diana. Ze staat afgebeeld op klassieke wijze in de contraposto-houding. Omdat ook gewone Romeinen in de catacomben werden begraven ontstaat er een vermening van stijlen.
Dit is een zeer profane schildering. Dergelijke schilderingen kwamen voor in combinatie met sacrale afbeeldingen. Het kan zijn dat dit cubiculum gebruikt werd door de ambachtslieden die het maken van vaten als beroep hadden.
In de scène zijn geen christelijke invloeden aan te wijzen. Het tafereel beeldt waarschijnlijk de Elysese velden uit: de verblijfplaats van de gelukzaligen zoals de Grieken en de Romeinen zich dat voorstelden.
De is een profane schildering in een familiegraf.
In dit hypogeum zijn pilaren beschilderd en veel afbeeldingen van vogels te zien, o.a. pauwen. De pauw was een paradijselijk dier en stond symbool voor de eeuwigheid. Ook hier zijn ruimten gevonden met christelijke motieven, maar ook met verwijzingen naar Romeinse en Griekse cultuur.
Waarschijnlijk zijn dit wijsgeren die verzameld zijn rond een docent/slaaf. Op de grond voor hem ligt een naakte figuur en de docent wijst met zijn stok naar een donkere vlek op het lichaam. Mogelijk bestuderen zij de buikholte van een ter dood gebrachte slaaf/misdadiger.
Sommige schilderingen in de catacomben zijn extreem goed
bewaard gebleven. Dit is natuurlijk te danken aan het feit, dat er eeuwenlang
geen licht bij is gekomen, waardoor de kleuren niet zijn aangetast.
Dit arcosolium toont Tellus, de godin van de vruchtbaarheid, met op de boog
twee pauwen.
Binnen het Christendom vertegenwoordigt Petrus het Joodse aspect en Paulus het niet-joodse aspect. Alleen rond het hoofd van Jezus zien we vaag een stralenkrans, die oorspronkelijk bij de Romeinen voorkwam bij de zonnegod Helios(=Apollo). Latere afbeeldingen van Christus met heiligen zullen allen deze stralenkrans krijgen.
Alle heiligen in dit mozaïek hebben een halo rond het hoofd. Heiligen zijn te herkennen aan hun attributen. Paulus heeft brieven of boekrollen in zijn hand en heeft een kaal hoofd Petrus is herkenbaar aan zijn sleutel en heeft een witte volle haar en een korte baard. Ze staan naast de lege troon, waarop Christus zal plaatsnemen om het Laatste Oordeel te vellen.
Paulus heeft Christus nooit gekend. Hij was Romeins
staatsburger. In tegenstelling tot de discipelen van Jezus predikte hij, dat
het christendom een religie was voor iedereen: rijk, arm, oud, jong, jood,
niet-jood.
Een sarcofaag met hellenistisch reliëf. Het verhaal op de onderste fries vertelt verschillende taferelen uit het leven van Jezus. Links staat Petrus die met een stok water uit een bron laat stromen, rechts daarvan wordt Jezus weggeleid. In het midden is Jezus aanwezig bij de bruiloft in Kanaän. Dan zien we de verloochening van Petrus (let op het haantje) en als laatste tafereel rechts: de opwekking van Lazarus.
Links op de onderste fries staan de drie wijzen en Maria en
het Kind. In het midden de bruiloft in Kanaän. De reliëf zijn te beschouwen als
stripverhaaltjes, die het verhaal van Jezus leven en dat van zijn discipelen
duidelijk moesten maken.
Op de bovenste fries middenvoor staan Adam en Eva
In de schelpvorm in het midden staat het echtpaar voor wie de sarcofaag bestemd
was.
De sarcofaag van Junius Bassus is door middel van zuiltjes
verdeeld in tien paneeltjes die door elkaar een scène uitbeelden uit Oude of
het Nieuwe Testament. Het beeldhouwwerk is in de Klassiek stijl. Er worden
toga’s gedragen en de figuren staan in de contraposto houding. De reliëfs zijn
uitgevoerd als hoog reliëf: de figuren zijn bijna rondom uitgebeeld en staan
voor het grootste deel los van de achtergrond. De taferelen kennen een grote
plasticiteit.
Op de bovenste paneeltjes zien we van links naar rechts:
De offering van Isaac; de berechting of arrestatie van Petrus; Jezus op een
troon met Petrus en Paulus; Jezus wordt voor Pontius Pilatus gebracht; Pontius
Pilatus gaat zijn handen wassen in een wasbekken.
De paneeltjes daaronder vertellen de volgende verhalen:
Job op de mestvaalt; Adam en Eva bij de boom van Goed en Kwaad; Jezus’ intocht
in Jeruzalem; Daniël in de leeuwenkuil; de arrestatie of berechting van Paulus.
De houten deuren van de Santa Sabina op de Aventijn zijn nog origineel. De deur is verdeeld in een aantal grote en kleine panelen versierd met reliëfs uit het Oude en het Nieuwe Testament In fig. 46 zijn de paneeltjes allemaal te zien. Slechts twee paneeltjes in het onderste deel van de deuren ontbreken. In onderstaande tabel staat de beschrijving van de paneeltjes
Het paneeltje met de kruisiging van Jezus is waarschijnlijk
de oudst bewaarde afbeelding van de kruisdood. Jezus wordt geflankeerd door de
twee misdadigers die met hem werden gekruisigd. Boven de hoofden zijn
waarschijnlijk triomfbogen of –poorten afgebeeld.
In de eerste eeuwen werd de kruisdood zelden of niet afgebeeld. Kruisiging was
een niet eervolle dood. Het was een marteldood en vernederend. De eerste
christenen wilden Christus niet vernederd afbeelden. De Romeinen pasten deze
dood alleen toe op personen die geen Romeinse staatsburger waren. Ook Petrus is
gekruisigd. Paulus daarentegen werd onthoofd; hij had het Romeins
staatsburgerschap.
Afbeeldingen op de panelen | |||
---|---|---|---|
Kruisiging van Jezus met twee figuren in orante houding of de twee andere veroordeelden? | De Maria’s en de engel bij het geopende graf | Aanbidding van de wijzen | Christus met twee discipelen: Petrus en Paulus? |
Van boven naar beneden: de opwekking van Lazarus vermeerdering van het brood het wonder van Kanaän |
Van boven naar beneden: Mozes in de woestijn, het feest van de kwartels, het feest van de manna, het wonder van het water uit de rots |
De hemelvaart van Christus | De terugkomst van Christus of de ten hemel gevaren Jezus |
Herrezen Christus verschijnt aan zijn discipelen | Christus verschijnt aan de vrouwen | Voorspelling van de verloochening van Petrus | Aftreden van Habakuk |
De oproep aan Mozes | Eerbetoon aan een biddende man met een mantel |
Van boven naar beneden: de uittocht uit Egypte, het verdrinken van het Egyptisch leger in de Rode zee, Aäron met de slangen |
De hemelvaart van Elia |
Pontius Pilatus was zijn handen en Jezus wordt weggeleid | onbrekend paneeltje | onbrekend paneeltje | De veroordeling van Jezus |
Op dit bruiloftskistje zijn christelijk en heidense voorstellingen te vinden. Op het deksel staat een medaillon met het bruidspaar. Het medaillon wordt opgehouden. door twee putti. De zijkant van het deksel heeft een tafereel met Aphrodite met zeewezens. De paneeltjes op de onderzijde laten Juno zien en pauwen. Juno en Aphrodite zijn duidelijk Romeins. De twee pauwen verwijzen naar de eeuwigheid. De eigenaresse was een christen.
Relieken van heiligen werden/worden vereerd. Op deze reliekschrijn staat CAPTS BEAT SEBAS: de verwijzing naar de inhoud; het hoofd van de heilige Sebastiaan. Heiligen gaan een voorbeeldrol vervullen voor de eerste christenen.
Constantijn vaardigde het Edict van Milaan uit in 313.
Hiermee werd het Christendom gelegaliseerd en kwam er een einde aan de christen
vervolgingen. Eigenlijk hield het edict in dat burgers van het Romeinse Rijk
vrij waren in het kiezen van hun religie. De godsdienstvrijheid gold dus voor
alle religies. Het edict bepaalde dat alle goederen en gebouwen aan de
christenen moesten worden teruggegeven. Ze mochten ook eigen gebedshuizen
bouwen.
Uitspraak van Constantijn: “elke religie is geoorloofd, zodat iedere godheid
ons goed gezind is.”
De uitvaardiging had ook te maken met de stabiliteit binnen het Romeinse Rijk.
Vooral de oostelijk provincies, waar veel christenen woonden, kenden orde. De
christenen zorgden voor die stabiliteit.
Mogelijk is dit een beeld van keizer Valentianus III. Hij wordt afgebeeld als Romein, maar draagt in zijn rechter hand een kruis. In 392 was het Christendom staatsgodsdienst geworden.
Met de bouw van de oude Sint Pieter is in 333 begonnen onder keizer Constantijn, bij de graftombe uit de 1e eeuw van St.Pieter. Voor de basilicavorm werd gekozen, omdat het een grote ruimte moest zijn, waarin veel mensen bij elkaar konden komen. In oorsprong is de basilica een profaan gebouw.