Het verspreidingsgebied van de Etrusken
lag tussen de Arno en de Tiber en omvatte de huidige
provincies Toscane, Umbrië en Lazio . Het is geen
groot omvattend rijk, maar net als bij de Grieken een gebied van stadstaten.
Een twaalftal steden hebben zich rond 750 v.Chr
verbonden in een twaalfsteden verbond.
De Etrusken zijn bekend door de geschriften van de
Grieken, later ook van de Romeinen. De oorsprong van de Etruskische
bevolking is nog altijd een vraagstuk tussen archeologen en kunsthistorici.
Waarschijnlijk zijn ze vanuit Klein Azië door landverhuizing uiteindelijk in
het gebied van Italië terecht gekomen. Hun schrift – dat slechts beperkt is
ontcijferd – zou daarop kunnen wijzen: de Etrusken
schreven van rechts naar links. Het Etruskies behoort
niet tot de Indo-Germaanse taalgroep.
Rond 300 v.Chr veroveren de Romeinen de Etruskische steden en gaan de Etrusken
tot het Romeinse Rijk behoren. Tot 100 v.Chr worden
er echter nog steeds door de Etrusken allerlei
objecten gemaakt.
Enorme aantallen van deze voorwerpen zijn gevonden in de necropolen o.a. bij Tarquini en Cerveteri . We kennen
de gebruiken en het dagelijks leven van de Etrusken
uitsluitend door hun graven en grafgiften. Tempels, gebouwen en andere
voorwerpen uit het dagelijks leven zijn verdwenen.
Banditaccia bij Cerveteri is een necropool – een dodenstad. In deze
necropool bevinden zich graven in de vorm van ronde gebouwen, de zogenaamde
tumulus-graven. De grafkamers liggen ondergronds en zijn in de ondergrond
uitgehakt. Een gang leidt naar beneden naar een voorhal: een ruimte waar aan de
doden werd geofferd of waar de bijzetting van nieuwe doden werd gevierd. Vanuit
de voorhal waren er verschillende ruimten uitgehakt, waar de eigenlijke dode
ter ruste werd gelegd, soms zelf met een stenen kussentje voor zijn hoofd. De
ruimte voor de doden werd opgesierd met allerlei voorwerpen uit het dagelijks
leven. Overal die voorwerpen die het de dode in de onderwereld zo aangenaam
mogelijk moeten maken. Ook werden de ruimte gepolychromeerd, zodat de laatste
rustplaats er vrolijk uitzag.
Een voorbeeld hiervan is de de Tomba Policromico in Cerveteri .
De graven waren niet bedoeld voor een enkel persoon, maar
voor een familie en zelf voor een hele gemeenschap. De rijken werden bijgezet
in de tumuli. Dit kan vooral worden afgeleid uit de hoeveelheid en de waarde
van de grafgiften.
Bijzetting van doden uit de gemeenschap die wat minder hoog op de sociale
ladder stonden, werd vooral in latere eeuwen in zogenaamde dobbelsteengraven
gedaan. Dit waren meer vierkante graven, wel nog met een stenen muur en
afgedekt met aarde, waarop planten en zelfs bomen zijn gaan groeien, maar
minder luxueus in grafgiften en inrichting.
De Etrusken cremeerden hun doden veelal, maar in de
loop van de eeuwen (2 tot 3 eeuwen) zijn hun begrafenisrituelen aan verandering
onderhevig geweest, wat ook merkbaar is in de verschillende typen graven die
gebruikt werden.
In de “ Tomba delle
sedie is duidelijk te zien dat de Etrusken
het graf hebben ingericht als een huis, maar dan ondergronds. De stoelen tegen
de zijmuur van de centrale ruimte zijn in situ uitgehakt. Ook ondersteunende
zuilen en eventuele versieringen zijn ter plaatse in de harde grond uitgehakt.
De ruimtes waren heel kleurrijk ingericht en geschilderd.
De kleuren van de Tomba Policromico zijn in de loop van de eeuwen vervaagd. Wel is
nog in het uitgehouwen plafond een donkere kleur te zien die werd gebruikt voor
de balken.
Duidelijk zijn de verschillende uitgehakte versieringen in
de ontvangstruimte zien. De cirkels op de muren kunnen wapenschilden geweest
zijn. De twee openingen naar de grafkamers hebben een omlijsting en de zetels
zijn voorzien van een voetenbankje.
In Banditaccia
zijn van de polychrome versieringen slechts sporadisch nog fragmenten terug te
vinden. In Tarquini zijn graven gevonden die niet aan
het licht hebben blootgestaan. De muurversieringen zijn daar beter bewaard
gebleven.
Voorbeelden van graven in Tarquini zijn:
Tombe van de jagers
De achtermuur heeft bovenin een timpaan, waarin personen aanliggen aan een
maaltijd. Dit is een alledaagse scène van menselijke bezigheden, zoals de dode
ook bij leven zal hebben meegemaakt.
Daaronder is een schildering van een visvangst met een bootje, vissers en
vogels. De afbeelding doet denken aan de Tombe van de Duiker in de necropolis
van Poseidonia , Paestum.De
figuurtjes zijn herkenbaar als menselijke personen, maar de uitbeelding van het
menselijk lichaam is simpel.
Tombe van de luipaarden.
In het timpaan zijn twee elkaar aankijkende luipaarden te zien. Deze afbeelding
heeft het graf zijn naam gegeven. Daaronder is weer een scène afgebeeld van een
maaltijd. Ook het plafond van deze grafkelder is met een blokpatroon versierd.
Tombe van de Leeuwinnen
In de afbeelding van de twee dansers is duidelijk een expansie van de Etruskische kunst te zien. Archeologen achten het
waarschijnlijk, dat er tussen de Etrusken en de Grieken
die in het zuiden van het Appenijns Schiereiland
woonden uitwisseling heeft plaats gevonden. Let op de manier van aanzicht van
de personen: het gezicht en de benen zijn en profiel afgebeeld, de ogen en de
borstkast en face. Ook in de kleur van de lichamen van de twee. dansers zijn
invloeden van de Griekse archaïsche kunst. De Etrusken
nemen de kunstuitingen van de Grieken over, maar lopen achter de Grieken aan.
Deze ontwikkeling duurt enkele decennia. De navolging is niet slaafs. De Etrusken nemen de nieuwe kunstvormen over en interpreteren
die op een geheel eigen wijze.
Tomba dei Relievi
Ook in deze grafkamer zijn de pilaren in situ uitgehakt. Rondom is een
verhoging, waarop men kon lopen of aanliggen. In de muur zijn openingen uitgehakt,
als een soort “bedsteden” inclusief stenen kussentjes voor het hoofd van de
doden. Elk oppervlak is gepolychromeerd.
Midden achter is onder de muuropening een scène te zien met links een mythisch
figuur met een mensenlichaam maar met slangen als ledematen, mogelijk een
zeewezen of een triton. Rechts is de afbeelding van Cerberos ,
de driekoppige hond te zien. De Etrusken hebben ook
de godenwereld van de Grieken overgenomen, maar hebben daaraan wel hun eigen
goden toegevoegd. Via de Etrusken is de Griekse
godenwereld bij de Romeinen terecht gekomen.
Op de pilaren zijn huishoudelijk voorwerpen als een bos touw, een mes en flessen uitgehouwen. Onderaan de pilaar links is een poes uitgehakt die blijkbaar net uit zijn slaapje is ontwaakt.
Ook in de keramiekkunst volgden de Etrusken
de verhalen van de Griekse mythologie. Dat blijkt uit de voorstellingen die
gevonden zijn op hydra’s, kylixen en kraters.
In 18e en 19e eeuw zijn archeologische
boeken geschreven over deze Etruskische keramische
kunst als zijnde originele Etruskische kunst. Toen in
Griekenland ook dit soort vazen werden opgegraven die van oudere datum bleken
te zijn, moesten de vondsten van de Etrusken
herwaardeerd worden.
De Etrusken maakten in navolging van de Grieken zwartfigurige en roodfigurige
vazen.
In alle kunstuitingen zijn de Etrusken
ware meesters geweest, of het nu ging om keramiek, grafschilderingen,
metaalbewerking of bronsbewerking , alles werd met
aandacht voor het detail zeer verfijnd uitgewerkt.
Etruskische kunst is herkenbaar aan de minutieuze
herhaling van patronen en aan de inscripties in het Etruskisch
schrift.
In het alledaagse leven schijnen de Etrusken
gek geweest te zijn op het doen van toekomst voorspellingen aan de hand van natuurverschijnselen,
of het lezen van de ingewanden van dieren.
In onderstaande muurschildering staan bij de personen Etruskisch schrift. Met de beperkte huidige kennis hebben
de naam van een van de personen ontcijferd: Vel Seties .
Hij is duidelijk een voornaam persoon met een jas met vrouwenfiguren. Aan zijn
voeten zit een jonger persoon. Het kan een slaaf zijn, of een kind. Er wordt
een vogel losgelaten, misschien om uit de vlucht van de vogel de toekomst te
voorspellen.
In de Etruskische graven zijn
verschillende modellen grafurnen gevonden. De stijlkenmerken zijn heel
verschillend. Er zijn bronzen grafurnen in de vorm van hutten of huisje met
uitbundige versiering. Heel mooi is de bronzen situla ( begrafenisurn ) met op het deksel een dans- of een
jachtscène.
Maar ook in terracotta en marmer werden grafurnen gemaakt, dikwijls met een
afbeelding van de dode. Er zijn grafurnen gevonden waarin de as van meerdere
doden kon worden bijgezet.
Het echtpaar op de sarcofaag in Villa Giulia
in Cerveteri is duidelijk de archaïsch.
Het deksel van een Etruskisch marmeren grafurn van
een jongeman heeft meer klassieke trekken.
De indeling van de Etruskisch kunst is gelijk aan die
van de Griekse, maar de perioden wijken iets af, omdat de Etrusken
de Griekse stijlen later in hun kunst verwerken.
Het ontblote bovenlijf van de jongeman is een stijlkenmerk dat is overgenomen van de Griekse klassieke stijl. De Etrusken beelden meestal af met kleding. De vrouwenfiguur is wordt een demon genoemd, omdat zij gevleugeld is. In de uitstekende hand heeft de jongeman waarschijnlijk een bordje gehouden om daarop het eten te leggen. De vorm van uitbeelden komt bij meer Etruskische afbeeldingen voor.
In bovenstaande afbeelding is te zien, dat de grafurnen gepolychromeerd zijn geweest. De fascinatie van de Etrusken voor de Griekse mythologie blijkt uit de figuurtjes naast het hoofd. Ook hier zien we weer de hand die een schaaltje of bordje vasthoudt.
Uit de bronzen grafurnen blijkt al dat de Etrusken meester waren in metaalbewerking. Ze beheerste de bewerking van brons tot in de finesses. De beelden laten veel aandacht voor
detail zien. Voor de Romeinen is de Capitolijnse Wolvin het belangrijkste
bronzen Etruskische beeld.
Bij de verovering van de Etruskische
steden mochten de Etrusken hun eigen cultuur en
normen en waarden, hun religie behouden. De Romeinen eisten van de overwonnenen
slechts dat ze Romeinse belasting betaalden en offerden aan de Romeinse goden
en later ook aan de Romeinse Keizers.
Daarnaast stonden de Romeinen open voor de cultuuruitingen van de veroverde
culturen. Het beeld van de Capitolijnse Wolvin is door de Romeinen tot symbool
van de stichting van Rome gemaakt. Het beeld is Etruskisch .
De twee babies – Remus en
Romulus – zijn er in de Renaissance aan toegevoegd.
Vooral in de manen van de wolvin zien we de Etruskische
uiting voor herhaling van fijne details.
Een ander voorbeeld van fijne metaalbewerking is te zien in
de Chimaera van Arezzo. Dit beeld is hol gegoten. De Etrusken
hadden een voorkeur voor herhaling van de details. Bij dit beeld is dat goed te
zien in de manen rond de leeuwenkop. Ook hier blijkt weer de voorliefde voor de
Griekse mythologie. De Chimaera is een mythologisch beest met de kop van een
leeuw, het lijf van een geit en de staart van een slang. De kop van de geit
groeit uit het lijf en bij de hals is een verwonding te zien waaruit bloed
druppelt.
In de voorpoot staat een inscriptie in Etruskisch
schrift, maar het is nog onduidelijk voor wie die beeld werd gemaakt, of waarom
het werd gemaakt.
De Etrusken nemen de kennis over het menselijk lichaam over van de Grieken. Dit is te zien in het beeld Mars van Todi. Het is een klassiek beeld in contraposto houding, maar in tegenstelling tot de Griekse klassieke beeldhouwkunst zijn de Etruskisch klassiek beelden gekleed. In het beeld is duidelijk de kennis over het menselijk lichaam te zien. In het harnas is weer de voorliefde voor herhaling aanwezig. Bovendien laat de kleding van het beeld niets zien van de spieren van de borst en de buik. De Etrusken pasten geen “ wetdrapery”stijl toe. Dit soort beelden wordt in delen gegoten. De helm en de haardos zijn vermoedelijk verloren gegaan. Opvallend zijn de ogen die ingelegd zijn met ivoor en de lippen zijn aangezet met zilver. Ook in Griekse beelden komt dit voor.
In Tarquinia is een bronzen beeldje gevonden van een zittend jong kind, althans zo lijkt het in eerste instantie. Het beeldje heeft een dik uitpuilend kinderbuikje en bij de pols en de elleboog zijn vetplooitjes zien. Het gezicht is echter te oud voor een jong kind. Dit beeld is gemaakt in Hellenistische periode. Wat het beeldje voorstelt is onbekend. Mogelijk is het de verbeelding van de “eeuwige jeugd, of een godheid. Het ontcijferen van de inscriptie op de afgebroken arm zou het doel misschien kunnen verduidelijken.
De Cista Ficoroni is een meesterlijk bronzen vat met een gegraveerde voorstelling van Jason, de Argonauten en het Gulden Vlies. Het handvat op het deksel zijn drie figuren: Dionysos met twee satyrs. Dionysos is afgebeeld in de klassieke stijl in de contrapostohouding . Het vat is genoemd naar de vinder Ficoroni.
De zogenaamde “Brutus-kop” geeft weer een duidelijk verschil
met de Grieken. De Grieken maakten beelden naar het ideaal. Jong en oud waren
allemaal hetzelfde. Hooguit had een beeld dat een ouder persoon moest
voorstellen een baard. Bij de Etrusken en later ook
bij de Romeinen is het portreteren naar de
werkelijkheid van belang.
Junius Brutus rekende af met de
laatste Etruskische koning Tarquinius
Superbus en stelde de Republiek in. in 510 v.Chr.
De buste waarin het hoofd is geplaatst is later toegevoegd. Het is een Etruskisch beeld. Dit een gezicht gemaakt naar de
werkelijkheid. Het is een portret van een oudere man. Het gezicht heeft geen
Grieks profiel. Duidelijk zijn de uiterlijke kenmerken waar te nemen.
Wat we weten over de tempels van de Etrusken is vastgelegd in de tien delen over architectuur van Vitruvius . Er zijn geen tempelresten gevonden. Bij opgravingen baseren archeologen zich op de vondst van idolons en dakpannetjes. Dat geeft een indicatie dat op de vindsplaats vermoedelijk een tempel heeft gestaan.
De Etruskische tempel wijkt qua bouwstijl af van Griekse tempel. De Griekse tempel is van alle kanten toegankelijk. De Etruskische tempel alleen aan de voorzijde. Er is een voorhof met zuilen en drie cella naast elkaar. De Etrusken aanbaden in de tempels ook hun eigen goden. Er sprake van een vorm van drie-eenheid (Jupiter, Juno, Minerva). Later zullen we dit terugzien in de Christelijke kunst.
Resten van Etruskische tempel zijn
er niet. Wel zijn er een aantal beelden gevonden waar van het waarschijnlijk is
dat ze op het dak van een tempel hebben gestaan, de zogenaamde Akroteria . Een voorbeeld hiervan is de Apollo van Veii . Het beeld is van terracotta en hol gebakken, waardoor
het licht bleef. In de kleding is weer de Etruskische
voorkeur voor herhaling van details zichtbaar.
Een ander voorbeeld zijn de antifixen op de dakrand van de tempel die diende
als waterspuwer voor de afvoer van hemelwater. In de Villa Giulia
staat o.a. een Gorgonenhoofd . De afbeeldingen hebben
iets afschrikwekkends en diende ook om demonen en boze geesten van de tempel te
weren.
Op het hoogtepunt van de macht omvatte het Romeinse Rijk ook
nog delen van het huidige Engeland en Roemenië (Dacia). Na de dood van Trajanus werd Dacia weer zelfstandig.
Het Romeinse Rijk is volgens de Romeinse overlevering
gesticht in 753 v.Chr door Remus
en Romulus de tweeling die in de Tiber werd geworpen
om te verdrinken, maar door een wolvin werden gezoogd. Het feest van de
stichting van Rome wordt gevierd in april.
Rome is gebouwd op de zeven heuvels bij Tiber :
Palatijn, Aventijn , Capitool, Quirinaal, Viminaal , Esquilijn , Coelius .
In de strijd om de macht dood Romulus zijn broer Remus
en wordt de eerste koning van Rome. Er zijn zeven koningen geweest, voordat Junius Brutus de laatste koning Tarquinius
Superbus afzette in 510 v.Chr en de Republiek
uitriep. Voortaan zou de macht niet meer in één hand zijn, maar berusten bij de
Senaat en het Volk. Vanaf die tijd verschijnt ook in Rome de afkorting SPQR ( Senatus Populusque Romanus : vertaald: De Senaat en het Volk van Rome). De
Republiek bestaat tot 27 v.Chr.
In de Republiekse Tijd (510-27 v.Chr ) bereikt het Romeinse Rijk zijn grootste omvang. In
die tijd is het Romeinse wereldrijk gesticht. De later keizers hebben nog wel
een beetje aan de uitbreiding geholpen, maar dat was niet noemenswaard.
Om senator te worden moest men over veel geld beschikken om feesten
en banketten te kunnen geven en ook de spelen voor het volk te kunnen
organiseren. Men kocht een plaats in de Senaat.
Na de moord op Julius Caesar wordt er een Triumviraat
ingesteld waarbij de macht in handen komt van een driemanschap. In het 2e
triumviraat neemt Octavianus , de neef de aangenomen
zoon en erfgenaam van Julius Caesar zitting. Na de dood van de andere leden van
dit triumviraat (Marcus Antonius en Marcus Lepidus )
roept Octavianus zich uit tot eerste keizer van Rome
en neemt de naam aan van Augustus. Vanaf die tijd moeten de overwonnen volkeren
ook eerbewijzen aan de keizer.
Het Keizerrijk duurt van 27 v.Chr. tot 476.
Octavianus staat ook bekend als de “vredeskeizer”.
Hij wordt nooit afgebeeld een officiële toga, maar als soldaat die met een
spreekgebaar (geheven hand) zijn volk wil toespreken.
In de beeldhouwkunst komt de portretkunst tot ontwikkeling.
Voor de Romeinen is het belangrijk, dat in het beeld de persoon wordt afgebeeld
met alle onvolkomenheden. Er wordt niet geïdealiseerd, zoals de Grieken deden
bij hun beelden. Dikwijls wordt een wasafdruk van een overledene gebruikt om
een buste of een standbeeld te maken.
Een voorbeeld hiervan is het beeld van de Barberiniman .
Dit duidelijk een patriciër, gekleed in een toga. Hij is politicus en houdt
zich niet bezig met handenarbeid. Hij houdt twee bustes vast van zijn
voorvaderen.
Voorouderverering was heel gewoon in het Romeinse Rijk. Op feestdagen werden de
bustes van de voorvaderen rondgedragen in processie en in het huisaltaar bij de
lares (de huisgoden) vereerd. Normaal stonden de
bustes in het atrium om aan bezoekers te tonen van welke bloedlijn de gastheer
afstamde.
Dit soort afstammingssymboliek zijn terug te vinden in de buste van Pompeius Magnus. Hij draagt zijn haar aan de voorzijde met een kuifje. Hiermee wil hij aangeven, dat hij afstamt van Alexander de Grote.
In het beeld van de Augustus van Primaporta staat Octavinus geleund tegen een dolfijn met een cupido. Hiermee geeft hij aan dat zijn stamboom teruggaat op de godin Venus.
Daarnaast was een beeld ook een uiting van pronkzucht en rijkdom. De buste van de Romeinse dame is zo’n uiting van rijkdom. De dame draagt een gigantische pruik en haar eigen haar is ingevlochten.
In de portretbuste van Nero doet zich het fenomeen voor dat de Romeinen in de weergave niet altijd objectief waren. Voorstanders van Nero hebben hem positiever neergezet, dan tegenstanders.
In de loop van de tijd ontstaat de gedachte dat de keizers moeten
afstammen van de goden. Er ontstaat dan een verering van de keizers, die bekend
staat als de “Keizercultus”.
Ook in de beeldhouwkunst komt deze keizerverering tot
uiting. Keizer Commodus liet zich afbeelden als Herakles met een knots en een leeuwenvacht om de schouders.
In de Apotheose van Keizer Antoninus Pius en Keizerin Faustina zien we het keizerlijk paar afgebeeld met een
gevleugeld godheid, die hen naar de woonplaats van de goden draagt. Bij de dood
van Faustina liet Antonius Pius
haar meteen tot godin uitroepen.
Het ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius is weer veel minder uitbundigd . De kopie op het plein voor de Capitolijnse musea laten een keizer zien die geen wapens draagt en alleen aandacht van het volk vraagt door middel van het spreekgebaar. Marcus Aurelius staat ook bekend als de “filosofenkeizer”.
Keizer Trajanus liet op de Zuil
van Trajanus op de Markt zijn overwinning op de Daciers vastleggen. Dit is weer een verschil met de
afbeeldingen die we kennen bij de Grieken. De Romeinen beelden contemporaine
gebeurtenissen af, maar zonder symboliek van mythologische gebeurtenissen. De
Zuil van Trajanus is bijna 30m hoge zuil. De
afbeeldingen bovenaan zijn vanaf de grond niet te zien. Het gebouwtje onderaan
de zuil had Trajanus als zijn mausoleum willen
gebruiken.
Toen het Christendom Rome veroverde lieten de pausen de triomfzuilen wel staan,
maar gaven er een christelijk tintje aan. Op de Zuil van Trajanus
staat Petrus.
Een belangrijke ontdekking van de Romeinen is het gebruik
van beton. Ze mengden speciaal zand met scherven van keramiek en glas.
Aangelengd met water bleek dit een stroperige substantie op te leveren, die na
droging keihard werd. Het aangelengde zand werd in een bekisting gegoten en
nadat de bekisting was verwijderd werd de wanden opgemetseld met stenen die in
het bijna droge beton vast werd gezet. De gemetselde muren werden bekleed met
marmer of travertin.
Deze vorm van bouwen in combinatie met de rondboog en het tunnelgewelf maakte
het mogelijk om hoge en grote ruimte te overkappen, waarin veel mensen konden
samenkomen.
De bouwwijzen van de Romeinen zijn bewaard gebleven in de
werken van Vitruvius (25 v.Chr.)