In dit hoorcollege wordt uitvoerig ingegaan op de architectuur en beeldhouwkunst op de Acropolis en het Hellenisme.
De ligging van de Acropolis komt aan bod, als mede de mythologische achtergrond van de stichting van de stad Athena en haar geschiedenis. Daarna worden de afzonderlijke gebouwen besproken en de ontvreemding van reliëfs door de Britse Lord Elgin.
Voordat wordt overgegaan naar de kunst in de hellenistische periode wordt aandacht besteed aan opgravingen in LaBraunda in Turkije, waar ronde gewelven zijn gevonden in een Griekse nederzetting.
De Acropolis (heuvel boven de stad m.a.w. een heuvel die op
de stad uitkijkt, er boven verheven is) is gebouwd op een natuurlijke heuvel
bij de stad Athene. De oude Grieken maakten gebruikt van het natuurlijke
landschap. Zij pasten hun bouwwerken aan aan de natuurlijke omstandigheden en
de mogelijkheden die het landschap bood. De heuvel van de Acropolis was ook al
bewoond in de pre-Griekse beschaving. Er zijn uit die tijd o.a. fundamenten en
een bron gevonden. Ook zijn er restanten van een tempel gevonden.
De heuvel van de Acropolis is slechts van één zijde te benaderen. De andere
zijden zijn in de loop van de bouwperiode en ook daarna verstevigd met muren.
Aan de linkerzijde staan op de maquette nog twee gebouwen (zie fig3 tussen de nummer 4 en 5).
Dat is de Pinakotheek – het museum waar schilderijen en panelen van de
Acropolis en Athena bewaard werden. Deze gebouwen zijn verdwenen.
Het plateau is gewijd aan Athena, maar ook aan andere goden.
In het Erechteion werden ook de oude Atheense koningen en helden begraven en
vereerd. Alles is gebouwd in de 5e eeuw v. Chr
Griekenland is lange tijd een deel geweest van het Osmaanse
Rijk. In de 19e eeuw was het plateau van de Acropolis bewoond door
de armen uit de stad. De restanten van de nog bestaande bouwkunst heeft
daaronder geleden. De Osmanen waren niet geïnteresseerd in de oude Griekse
tempels en gebruikten ze als opslagplaatsen o.a. voor buskruit.
Het grote beeld – middenvoor achter de toegang. was gepolychromeerd. De Acropolis was voor de Atheners de uiting van macht. Griekenland was in de 5e eeuw geen eenheid, maar verdeeld in stadsstaten die onderling vetes hadden. Nog altijd zijn Grieken sterk streek en stadsgebonden: men is geen Griek, maar Athener of uit Thessaloniki.
Bij de stichting van de stad vroegen de goden Athena en
Poseidon de inwoners te kiezen voor het beste, dat zij hen zouden schenken.
Poseidon prikte met zijn drietand in de grond en daaruit ontsprong een bron. De
inwoners waren opgetogen, maar de bron bleek een zoutwaterbron te zijn.
Daarop prikte Athena met haar lans in de grond en daaruit ontsproot een
olijfboom. De inwoners kozen Athena om de stad haar naam te geven. Poseidon
deed de toezegging dat de Atheners de macht over het water zouden krijgen.
Athene werd een stadstaat met macht op zee.
In 480 v.Chr hadden de Perzen – na de overwinning op de Atheners – op de Acropolis alles kort en klein geslagen. De beelden waren ontzield en de Atheners begroeven deze beelden en brokstukken aan de voet van de Acropolis. Dit is de zogenaamde “Puinhoop van de Perzen”. De beelden zijn beschadigd door de neuzen eraf te slaan en de ledematen o.a. ellebogen te beschadigen.
De andere stadstaten hebben een financiële bijdrage geleverd aan Athene om een vloot te bouwen, zodat de Perzen konden worden verslagen. Nadat de Perzen overwonnen waren besloot Pericles om van de rest van het geld de Acropolis te herbouwen. De bouwwoede op de Acropolis dateert uit de tijd van Pericles.
Pericles trokt de bekendste en beroemdste beeldhouwer
Phidias aan als bouwmeester van de Acropolis.
De Propyleeën zijn de toegangsgebouwen tot het plateau van de Acropolis. Ze
zijn gebouwd met marmer in de Dorische orde.
Op dit moment wordt de Acropolis opgeknapt. In de
kunsthistorie twee stromingen: objecten uit de oudheid onderhouden, maar laten
zoals ze zijn; objecten herbouwen, zodat ze in de oude glorie worden hersteld.
De Grieken kiezen voor de tweede optie. De gebouwen worden gedeeltelijk
hersteld met brokstukken die nog aanwezig zijn en nieuwe delen. Er wordt een
duidelijk onderscheid gemaakt tussen authentiek gesteente en nieuw.
Dankzij de werken van Herodotus en Pausanias weten we gedetailleerd hoe de Acropolis er ten tijde van Pericles moet hebben uitgezien. Deze werken vormen de basis voor de huidige reconstructie van het plateau.
Het Parthenon is gebouwd in de Dorische orde, maar er zijn
ook delen die al in de nieuwe Ionische orde zijn opgetrokken.
Als je door de Propyleeën bent gelopen kom je op een grote vlakte. Daar heeft
een beeld van Athena Parthenos gestaan. Het Parthenon staat niet in het
verlengde van de Propyleeën, maar rechts ervan. Om een grootste indruk achter
te laten moest de bezoeker van de Akropolis het Parthenon schuin van voren
benaderen. Dat levert het meest indrukwekkende beeld. Je ziet dan de westzijde
en kijkt over de lengte van het hele gebouw. Je kijkt dan ook door de zuilen
heen. We noemen dit het peripteraal aanzicht. Het aanzicht met rondom zuilen.
Bekijk je een Dorische tempel recht van voren dan valt de overdonderende
impressie weg. Zie hiervoor in het vorige verslag het front aanzicht van de tempel van Segesta (fig 3 t/m 5)
Bekijk je het Parthenon bij het oostfront, dan valt op dat aan de lange zijde links een enorm gat zit. Alle zuilen zijn daar weggeslagen. Dit gat is ontstaan in 1653 toen de Turken van het Osmaanse Rijk in oorlog waren met de Venetianen. De Osmanen gebruikten de cella voor de opslag van buskruit. Tijdens de belegering van Athene schoten de Venetianen met een kanon op het Parthenon met als gevolg dat de cella de lucht in ging en ook de zij façade zwaar beschadigd werd. Door de ontploffing lagen de brokstukken van de reliefs van de cella en van de zuilen her en der op het plateau.
De zuilen van het Parthenon werden naar de hoeken toe boller gemaakt. Het oog trekt dit recht. Ook staan alle zuilen een tikkeltje krom. Ook dit wordt door het oog gecorrigeerd.
In de cella bevond zich het beeld van Athena Parthenas dat waarschijnlijk door Phidias zelf is gemaakt. Het originele beeld is verloren gegaan, maar reconstructies via bronnenonderzoek doen vermoeden dat het beeld was gemaakt van marmer en zo’n twaalf meter hoog was. Phidias heeft dit beeld in zijn eigen werkplaats gemaakt. Deze werkplaats liet hij bouwen bij het Parthenon en was zo groot als de cella. Het beeld van Athena is een chryselefantine beeld gemaakt van hout, met marmer, goud en ivoor. Bronnen die het beeld beschrijven geven de mogelijkheid om het beeld te reconstrueren. De gevleugelde godin op Athena’s hand is zo’n twee meter hoog. In het Archeologisch Museum in Athena bevindt zich een Romeinse kopie van het beeld uit de 2e eeuw. Dit is een marmeren beeld van 105 cm.
Veel van de resten van de beeldhouwwerken van het Parthenon bevinden zich in het British Museum in Londen. In de 19e eeuw ging Lord Elgin een kijkje nemen op de Acropolis en vond daar de resten van beeldhouwwerken van de metopen, de fries van de cellawand en het westelijk en oostelijk pediment(=timpaan). Lord Elgin voerde overleg met de Osmanen en kocht het recht om deze beeldhouwwerken te verzamelen en naar Londen over te brengen tegen betaling van een overeenkomen som gelds. Nadat Griekenland een zelfstandige natie was geworden en de regering inzag dat deze beelden een deel zijn het Griekse culturele erfgoed is er overleg met verschillende musea om deze Parthenon beeldhouwwerken over te brengen naar het nieuwe Acropolis Museum in Athena. Deze onderhandelingen hebben tot nu toe niet tot resultaten geleid.
Een van de beelden in het British Museum is de zogenaamde Dionysos (Herakles?) waarschijnlijk gemaakt door Phidias. Het beeld is een deel van het oostelijk fronton en dateert van 438-432 v. Het beeld stelt een mannelijk naakt voor en heeft een grote plasticiteit. De armen van het beeld zijn los van het lichaam gebeeldhouwd en op het marmer worden schaduwen aangegeven voor een betere licht en donkerwerking, wat de dynamiek en uitstraling van het beeld verhoogt.
Bij de beelden van het timpaan spreken we van autonome beelden, dat wil zeggen dat de beeldhouwer de beelden los heeft geplaatst van de achterwand van het timpaan en dat de beelden rondom te bekijken zijn. Aan de achterzijde heeft de beeldhouwer ook de plooival gebeeldhouwd. Toch zullen weinigen de achterzijde ooit hebben gezien op het timpaan van het Parthenon.
De plasticiteit van de beelden wordt door Phidias en zijn tijdgenoten nog verder verhoogd door de zogenaamde “wetdrapery style”. De beelden hebben kledingstukken aan, maar het lijkt alsof de kleding nat is en tegen het lichaam plakt. Door de kleding heen zijn de contouren van het lichaam zichtbaar: vorm van benen, armen en borsten. Hiermee laten de beeldhouwers zien dat in de 5e eeuw voor Christus bekend was hoe een kledingstuk rond het lichaam viel; hoe door de kleding de contouren van het lichaam kon worden weergegeven. Dit alles wijst op een hele hoge kennis van het menselijk lichaam.
In de zaal met de Elgin Marbles in Londen is zo’n 70 meter van de fries van de cellawand te bezichtingen. De fries is gemaakt in de 5e eeuw voor Christus.
De vraag is, of de afbeelding op de fries een contemporaine voorstelling van een processie op de Acropolis is – een zogenaamde panathenische processie. De feestelijkheden werden iedere vijf jaar gehouden. Het beeld van Athena bij de Propyleeën kreeg tijdens de processie nieuwe kleding.
Het is bekend dat de Grieken meestal geen letterlijke weergave hadden in hun
beeldhouwwerken van de huidige tijd. Zij werkten graag met de symboliek van
oude verhalen. In de kunsthistorie is de interpretatie van de fries van de
Parthenon cella nog altijd een onderwerp van discussie. Op de fries worden
waarschijnlijk ook een aantal goden afgebeeld.
De kleding op de fries is duidelijk contemporain. Figuren worden afgebeeld in
contrapostohouding en er wordt gewerkt met de “wetdrapery style”. Uit alle
beeldhouwwerken blijkt duidelijk de kennis van de menselijke anatomie en het
gebruik van plasticiteit.
Als vergelijking kan beeldhouwwerk dienen van de oude tempel
van Athene. De beelden zijn duidelijk gemaakt in de archaïsche periode. Het is een deel van het pediment en laat Herakles zien die tegen de Triton vecht. Het beeld is van 580-570 v. Chr.
Al deze beeldhouwwerken zijn door de Perzen beschadigd en
ontzield door hun neuzen eraf te slaan op armen en benen af te breken. Zij zijn
onderaan de Arcopolis gevonden en maken deel uit van de zogenaamde “Puinhoop
van de Perzen”.
Op het plateau van de Acropolis bevindt zich rechts van de Propyleeën de Nikè-tempel. Waarschijnlijk de ontwerper Kallicrates. Het tempeltje is gebouwd tussen 430-420 v.Chr. Nikè betekent overwinning. De Nikè godinnen zijn de godinnen van de overwinning. Het bijzondere aan deze tempel is dat het alleen een naos en een pronaos omvat, alleen aan de voor- en achterkant een zuilengalerij en geen zuilengalerij langs de zijwanden. Deze vorm van tempelbouw wordt de amphiprostilos (engels: amphiprostyle = aan beide zijden) genoemd. Dit is een bouwstijl met vrijstaande zuilen (max. 4) aan de voorzijde van het gebouw, zodat een overdekt portiek of toegangspoort ontstaat en vier vrijstaande zuilen aan de achterzijde.
De zuilen van de Nikè-tempel zijn in een nieuwe bouworde: de
zogenaamde Ionische bouworde. Wordt door kunsthistorici de Dorische bouworde
vergeleken met een mannelijke uitstraling, van de Ionische bouworde wordt
gezegd, dat er een vrouwelijk indruk vanuit gaat.
Kenmerken van de Ionische bouworde zijn 1) slankere zuilen, 2) basement, 3)
kapiteel voorzien van ramshoorns(voluten), 4) fries is doorlopend
Een variant op de Ionische bouworde is de Korintische bouworde. Ook hier is een doorlopende fries en het kapiteel is voorzien van acanthusbladeren. Deze bouworde wordt vanaf de 2e eeuw voor Christus toegepast in het gebied van Korinthië. In de Griekse bouw werd deze stijl alleen binnenshuis gebruikt. De Romeinen gaan de Korintische zuil ook buitenshuis gebruiken.
De Nikè tempel had een met reliëfs versierde balustrade. Restanten hiervan zijn in het Acropolis Museum te zien. Enkele reliëfs zijn ook in situ nog aanwezig. Een mooi voorbeeld van “wetdrapery style” is het reliëf van een Nikè die haar sandaaltje uittrekt. Ook hier zijn weer mooi de lichaamscontouren door de kleding heen te zien.
Het Erechteion is een tempelcomplex op de Acropolis. Het
complex is gewijd aan diverse goden. Het gebouw verrees tussen 421-406 voor
Christus. De lange duur van de bouw was te wijten aan o.a. de Peloponesische
Oorlogen. Het Erechteion is genoemd naar de eerste koning van Athene. In het
gebouw bevindt zich ook een bron. Dit zou de bron zijn die is ontstaan, doordat
Poseidon zijn drietand op de Acropolis in de grond stak.
Doordat er gedurende lange tijd aan het Erechteion is gebouwd
zijn er verschillende bouwstijlen ontstaan. Bovendien is het gebouw op
verschillende niveaus gebouwd. Overheersende stijl is de Ionische orde, maar
één portiek wordt gedragen door zuilen met vrouwenfiguren: de zogenaamde
Kariatiden.
De huidige zuilen zijn kopieën. De originelen bevinden zich in het Acropolis Museum. Eén origineel bevindt zich in het British Museum. De Kariatiden zijn ontworpen voor frontaal aanzien. Het zijn zuilen. Er zijn ook zuilen bekend met mannelijk figuren. Dit noemen we Atlanten. Bij deze zuilen is gebruik gemaakt van de contrapostohouding. De zuilen zijn ook aan de achterzijde bewerkt.
Aan de rand van het Griekse rijk is bij Labraunda in Anatolië een gebouw voor symposia (samenkomsten) gevonden, waarbij de ruimte niet meer gebouwd wordt als de naos en de pronaos, maar gebruik gemaakt wordt van de rondboog. In deze gewelfde ruimte kunnen meer mensen samenkomen. De Romeinen gaan de rondboog en het daaruit voortvloeiende tongewelf optimaal toepassen. Eerst in grafkelder, later ook in bovengrondse gebouwen.
1. Propylon – entree gebouw
2. Dorische gebouw
3. Byzantijnse kerk
4. Oostelijke Propylon entree gebouw
6. Gemetselde muur met opening aan de noordzijde
7. Andron B (‘mannenhal’) Maussollos 377-352 v.Chr
8. Andron C
9. Romeinse badhuizen
10. Archaïsche ommuring
11. ommuring 300 v.Chr Hellenistische en Romeinse invloeden
12. 45 m lange Stoa
13. ommuring 4e eeuw v. Chr
15. Stoa architect Mausollos
16. nieuwe tempel van Zeus – architect Idrieus 351-344 v.Chr
17. Oikoi gebouw, mogelijk schatkamer
18. Andron A. architect Idrieus
19. Gebouwde graftombe
21. Fort met elf torens late 4e eeuw v. Chr.
22. Stadion
In het rijk van Alexander de Grote 336-323 voor Christus wordt in de kunst geëxperimenteerd met uitersten. We noemen dit de Hellenistische Periode. In de Klassieke periode heeft de kunstenaar de anatomie van het menselijk lichaam tot in de perfectie uitgewerkt. Vooral het mannelijk naakt met ideale vormen. Het menselijk lichaam wordt geïdealiseerd, m.a.w er wordt geen aandacht besteed aan individuele kenmerken. Jong en oud wordt in dezelfde ideale proporties weergegeven. In de Hellenistisch periode gaat de kunstenaar ook kijken naar de veranderingen in het menselijk lichaam in alle leeftijdsfasen. Er ontstaat een vorm van portretkunst. Ook het jonge kind wordt met al zijn kenmerken gedetailleerd weer gegeven. In de beeldhouwkunst zou je kunnen spreken van een soort barokke uitwerking van het klassieke ideaal.
In de Hellenistische periode verschuift de aandacht voor de afbeelding van keramiek naar mozaïek. In de mozaïeken is nog geen perspectief, maar plasticiteit wordt in de figuren aan gebracht door rondingen lichter te maken. Rimpels en plooien worden met donkere steentje gelegd. Daar waar de huid bolvorming vertoont komen lichtvangers – lichtere steentjes. Deze wijze van plasticiteit aanbrengen geldt voor het hele lichaam. Deze technieken woorden ook gebruikt in de schilderkunst en de beeldhouwkunst.
In de schilderijen en mozaïeken gebeurt enorm veel. Het is een chaos. De kennis die is opgedaan in de Klassieke periode wordt in het extreme toegepast in de Hellenistische periode. Zo wordt ruimte in een voorstelling gesuggereerd door overlapping. Het voor en achter elkaar plaatsen van objecten.
In het vloermozaiek van de “niet geveegde vloer”wordt diepte
gesuggereerd door verschillende kleuren steentjes te gebruiken De contour van
het voorwerp wordt met grijstint gelegd.
Details: een muis. Achter de voorwerpen wordt schaduwwerking
gesuggereerd door grijstinten te gebruiken. Het is een Romeinse kopie
Beelden worden niet meer geïdealiseerd. Leeftijdsverschillen en emoties, ook de dood wordt uitgebeeld. Vooral aan het laatste beeld kan duidelijk herkend worden, dat het om een Galliër gaat. Hierop wijzen de plukken rossig haar en de snor. Ook draagt het beeld een typisch Gallisch sieraad: de torque. In de beelden komt duidelijk meer dramatiek tot uiting.