Ostia Antica is een archeologische site even buiten Rome,
waar een indruk kan worden opgedaan van het dagelijkse leven in het Romeinse
Rijk. Ostia was de havenstad van Rome. Daar werd het graan uit Egypte
aangevoerd om de Romeinen van brood te voorzien. In Ostia woonden en werkten de
ambachtslieden en de arbeiders. Zij woonden in flatgebouwen tot wel vier
verdiepingen hoog.
Op de begane grond waren werkplaatsen en winkels. Vooral
veel kleine eetgelegenheden. De gewone Romein at buiten de deur, of haalde zijn
eten bij een taberna en at het thuis op. De appartementen hadden meestal geen
eigen ruimte om te koken.
In Ostia zijn nog een aantal van de appartementsgebouwen met
de ruimten van de winkels en de trappen naar de bovenverdiepingen. Ook de thermopolium
en de inrichting is nog deels intact.
Dat het hier om een eetgelegenheid gaat (een tabernae)
blijkt o.a. uit de freso’s op de muren. Er zijn afbeeldingen van etenswaren en
fruit. De toonbank is voorzien van uithollingen, waarin waarschijnlijk
gerechten werden warm gehouden.
De rijkere Romein hadden vaak een tweede huis in Pompei of Herculaneum. Door de uitbraak van de Vesuvius in 79 n.Chr. werden beide steden bedolven onder de hete as en puin. Aan de hand van de opgravingen is een schematische indeling van het Romeinse huis te maken.
De Romeinse domus is langwerpig.Aan de straatzijde lagen
kantoren en winkels, daarachter lag het atrium. Een ruimte die bescherming bood
tegen de hete zon en waar in het midden het regenwater in een basin werd
opgevangen. Door de verdamping van het water ontstond er een vorm van
verkoeling, die doet denken aan onze huidige airconditioning. Rond het atrium
lagen vertrekken die dienden als gastverblijven of om zakelijk te worden
gebruikt. Achterin lagen de keuken en het tablinicum (het kantoor). De
privévertrekken lagen helemaal achterin het huis en waren van het voorhuis
gescheiden door het peristylium: een ommuurde tuin met een zuilengalerij. Het
triclinium was de eetkamer waar de mannen aanlagen aan het diner.
Soms lag er achter de privévertrekken nog een ommuurde tuin.
Tot de Romeinse familie behoorden niet alleen de directe verwanten maar ook de
slaven van de familie.
De Romeinse domus was meestal rijk versierd met reliëfs en
mozaïken. De muren waren gepleisterd en voorzien van gepolychromeerde
voorstellingen. Vooral in Herculaneum zijn veel van de reliëfs met hun kleuren
onder de vulkanische as bewaard gebleven.
Tijdens de opgravingen hebben de archeologen aan de hand van de gevonden
voorwerpen de huizen in Pompei en Herculaneum eigen namen gegeven. Een
voorbeeld hiervan is het zogenaamde “Edelstenenhuis”, omdat daar edelstenen
zijn gevonden.
Het peristylium van het Huis van Vetti is opnieuw beplant. Archeologen hebben in de grond zaden en plantenresten gevonden die gedetermineerd konden worden. Bij de restaurantie zijn de oorspronkelijke soorten opnieuw aangeplant. Achterin is de pleisterlaag met daarop de freso’s te zien.
In Pompeï – net als in andere Romeinse steden – was het
centrum van de stad het Forum. Hier werden het nieuws bekend gemaakt, werd
handel gedreven en rechtgesproken in de basilica. Ook het gebouw van de curiae
stond aan het Forum met de voornaamste tempels.
Onderstaande afbeelding is een ingekleurde dia van het Forum van Pompeï met op
de achtergrond de rokende Vesuvius. Plinius de Oudere heeft beschreven hoe,
tijdens de uitbarsting de top van de berg werd geblazen. Tegenwoordig is dat
nog te zien, omdat van een afstand de top van de Vesuvius eruit ziet als een
caldera.
Ook Pompeï is bedekt door een meters dikke laag puimsteen en
as. Tijdens de opgravingen is het stratenplan blootgelegd. De straten van
Pompeï dienden niet alleen voor vervoer, maar ook voor afvoer van overtollig
water en afval. Vandaar de stapstenen van de ene kant naar de andere kant van
de straat. Op die manier konden de voetgangers op de verhoogde voetpadden
oversteken zonder hun schoeisel te bevuilen. De afstand tussen de stapstenen
was zodanig, dat karren van de stenen geen hinder hadden.
Het stratenplan van Romeinse steden was eenvoudig. Er waren
twee hoofdstraten: één noord-zuid en één oost-west. Vanuit deze straten liepen
zijstraten dieper de stad in, tot in de kleinste obscure stegen. De
hoofdstraten waren de straten waaraan de winkels en de kantoren gelegen waren,
daarachter begonnen de woonwijken.
De Via dell’Abbondanza is de Straat van de Overvloed. Dit komt ook tot uitdrukking in de fonteinen en waterplaatsen in de straat. De meeste huizen waren niet op de waterleiding aangesloten. Water haalde men op de openbare waterplaatsen die de inwoners van de stad van schoon drinkwater voorzagen. De fonteinen waren aangesloten op de aquaducten waardoor water uit de bergen naar de stad werd geleid. Een van de bekendste aquaducten die de stad Rome van water voorzag is de Cloaca Maxima.
Naast de tempels en het gebouw van curia is de basilica het belangrijkste gebouw in een Romeinse stad. De basilica staat altijd bij het forum. De basilica van Pompeï dateert uit de 2e eeuw v.Chr. Basilica zijn longitudinale gebouwen, zo’n 50 tot 60 meter lang en 1 à 2 verdiepingen hoog. Voor deze bouw werd gekozen, omdat een basilica veel mensen toegang moest geven. De basilica was de ontmoetingsplaats voor de burgers die handeldreven en verwikkeld waren in rechtszaken.
Iedere stad bezat ook een theater. Tussen de theaterbouw van
de Grieken en de Romeinen is een groot verschil. De Grieken maken gebruik van
het landschap en gebruiken een helling om de zitplaatsen te bouwen. De Romein
bouwden de tribunes onafhankelijk van het landschap, desnoods groeven ze het
omringende landschap af.
In het theater van Pompeï zijn de verschillende afdelingen waaruit het theater
bestaat goed bewaard gebleven: de tribunes, het podium en de ruimten achter het
podium waar de spelers zich verkleedden.
Het bekendst zijn Pompeï en in minder mate ook Herculaneum om de bijzondere freso’s die bij de opgravingen tevoorschijn kwamen. De archeologen onderscheiden een viertal stijlen die echter niet opeenvolgend, maar vaak naast elkaar voorkomen. De classificatie is in de 19e eeuw vastgelegd door de August Mau en is nog altijd een veel gebruikte methode.
1e stijl. Dit wordt ook de incrustation stijl genoemd. en was populair tussen 200 tot 80 v.Chr. Kenmerkend voor deze stijl is de imitatie van marmer en imitatie van houten balken en witte kolommen. Er werden levendige kleuren gebruikt. Bij deze stijl werd de muur verdeeld in regelmatige vlakken die gepolychromeerd werden, zodat ze leken op dure steensoorten. Het gebruik van kostbare steensoorten moest de rijkdom van de eigenaar uitdragen.
De 2e stijl wordt ook wel de architectural genoemd. Er wordt gebruik gemaakt van architectonische schilderingen, zoals kolommen en plateau’s die de muur als het ware in vlakken verdelen. In de vlakken verschijnen afbeeldingen die in relatief perspectief zijn afgebeeld. Er wordt diepte gesuggeerd (trompe d’oeil). De stijl werd gebruikt vanaf ongeveer 90 v.Chr. en beleefde een hoogtepunt rond 70 v.Chr. De schilderingen wekken de illusie van diepte, van een openstaand venster, waardoor de toeschouwer naar buiten kijkt en daarachter de buitenwereld waarneemt
De 3e stijl is de ornate stijl. De suggestie van geopende venster wordt weer verlaten en er wordt een figuratieve manier van schilderen gebruikt, waarbij het muurvlak met simpel kleuren en voorstellingen wordt versierd. Er wordt nog wel in details teruggegrepen op de illusionistische 2e> stijl, maar dat is niet meer overheersend in de vlakverdeling.
De 4e stijl – de intricate stijl - is een
reactie op het maniërisme van de 3e stijl. De stijl is echter zeer
complex met veel verhalende voorstellingen en panoramische doorkijkjes, waarbij
gebruik wordt gemaakt van de architectuur elementen van de 2e en de
1e stijl. De muur maakt de indruk van een mozaïek van geschilderde
vlakken met allerlei voorstellingen. Beneden wordt de 1e stijl
gebruikt, het midden van de muur is beschilderd met voorstelling en bovenin
wordt de suggestie gewekt van bovenramen met doorkijkje.
In deze fresco's is deze overdadige stijl duidelijk te
zien. 1e stijl is gebruikt langs de onderzijde van de ruimte. In het
midden panelen met mythologische voorstellingen, afgewisseld met
illusionistische vensters. Langs het plafond trompe l’oeil schilderingen van
geopende vensters
De schilderingen van de fresco’s zijn een bron voor de
ontwikkeling van de schilderkunst in latere eeuwen. De gesuggereerde diepte of
trompe l’oeil is nog geen gebruik van het perspectief, zoals in latere eeuwen
zal worden ontwikkeld, maar geeft wel aanzet tot onderzoek. De Romeinen
gebruiken in hun afbeeldingen de verhalen van de Griekse mythologie die op deze
manier behouden blijft en bekend wordt in West-Europa.
Bovenstaande afbeelding is net als degene hieronder van de Ixionkamer in het
Huis van de Vetti’s in Pompeï. De afbeeldingen tonen beide zijden van de kamer.
De kamers in het Huis van de Vetti hebben verschillende soorten fresco’s. Opvallend is dat in veel Romeinse huizen de god van de vruchtbaarheid (Priapus) wordt afgebeeld voorzien van een fors mannelijke geslachtsdeel. In de Griekse mythologie was Priapus een kind van Bacchus. Voor de Romeinen waren deze voorstellingen niet aanstootgevend, maar vooral een symbolische weergave van voorspoed.
Kamers werden ook beschilderd met allerlei fantasie-figuren, zogenaamde grotesken. Ook in de Domus Areaus van Nero kwamen dat soort muurschilderingen voor. Op een donkere ondergrond worden allerhande kleine mens- en dierfiguren natuurgetrouw afgebeeld. De afbeeldingen zijn bijzonder gedetailleerd en kleurrijk.
In de Vila dei Misteri is een kamer rondom voorzien van een fries met een donkerrode achtergrond, waarop personen waarschijnlijk verzameld zijn in een processie. Het kan een eerbetoon zijn aan Bacchus, die op een van de muren staat afgebeeld. De cultus rond de wijngod Bacchus was wijdverbreid in het Romeinse Rijk, maar volgelingen hebben nooit schriftelijk vastgelegd welke rituelen de cultus kende. De betekenis van dit doorlopende fresco is niet duidelijk. De ondergrond waarop de figuren staan lijkt een soort podium te zijn, waarop acteurs een ritueel opvoeren. Boven de Bacchusfiguur is ook een masker te zien, wat de idee aan een toneelvoorstelling versterkt.
Natuurgetrouw schilderen van contemporaine voorstellingen was voor de Romeinen gebruikelijker, dan bij de Grieken. Duidelijk is dat te zien aan de dame met de wapperende mantel, die waarschijnlijk een rituele dans uitvoert en in die dans haar mantel om zich heenslaat.
Ook in de muurschilderingen van stillevens wordt de voorstelling levensecht. In de Villa dei Cervi in Herculaneum is een fresco te zien van een stilleven met appels en een karaf. De reflectie van het licht in de karaf en de doorzichtigheid van de fles wordt een inspiratiebron voor de kunst van de latere eeuwen.
Naast het gebruik van fresco’s als muurdecoratie zijn de vloeren in de Romeinse villa’s rijkelijk versierd met mozaïekwerk. De Romeinse mozaïekkunstenaars werken met hele kleine steentjes van een halve vierkante centimeter. Er wordt gebruik gemaakt van natuursteen en glas. De afbeeldingen zijn dan ook meestal in aardkleuren: bruin, wit, zwart, oker.
Portretkunst stond bij de Romeinen in hoog aanzien. Het was belangrijk om te laten zien wie je was en wie je voorouders waren. De portretten gevonden in Pompeï en Herculaneum geven dan ook duidelijk de gezichten van mensen weer, zoals ze er in werkelijkheid hebben uitgezien. Een bekend voorbeeld is het “bruidspaar”; een fresco uit Pompeï. Het gaat hier waarschijnlijk om een huwelijksportret van een onderlegd echtpaar. Zij houdt een schrijfplankje en een stylus vast en hij heeft een schriftrol in zijn hand. Het huwelijk in de Romeinse tijd was vooral een zakelijke overeenkomst. Trouwen uit liefde kwam niet voor. De vrouw had ook eigen rechten en echtscheiding was eenvoudig.
Op het Forum Boarium staat de Tempel van Hercules Victor. Deze tempel is gebouwd in opdracht van een Romeins koopman Olivarus. Het is een ronde tempel gewijd aan de god Hercules. Gebouwd in de Romeinse Tijd. De zuilen zijn in de Korintische orde opgetrokken. Net als bij de Etrusken zijn er aan één zijde treden om het stylobaat te betreden. Daar is de ingang van de tempel. In de cella heeft een idolon van Hercules gestaan. De doorsnede bedraagt zo’n 16 meter.
Vlakbij staat de tempel van Porthunus gewijd aan Fortuna Virilis – de mannelijke voorspoed. De tempel dateert van ca 120 v.Chr. Deze tempel is opgetrokken met Ionische zuilen. De ingang is aan de korte zijde. Er zijn geen zuilen rondom. In de muur van de cella zijn halfronde Ionische zuilen opgenomen. Bijzonder aan deze tempel is dat ook het dak nog intact is.
Voor de Romeinen was Rome de Caput Mundi. Het was voor hen
onverdragelijk dat in Noord-Afrika het Carthago van de Feniciërs hen voorbij
dreigde te streven. In een drie Punische oorlogen lukte het de Romeinen de
Feniciërs te verslaan en Carthago met de grond gelijk te maken.
Een van de meest spectaculaire oorlogsactie was die van generaal Hannibal die
via Noord-Afrika en Spanje met een leger met “olifanten” tot Midden Italië
doordrong. Het gebruik van onbekende dieren was voor de Romeinen
afschrikwekkende ervaring. Daarvan getuigd de schotel met een oorlogsolifant.
Sommige wetenschappers achten het trouwens onwaarschijnlijk dat Hannibal
olifanten heeft gebruikt. Zij gaan ervan uit dat hij kamelen of dromedarissen
gebruikte.
De Republikeinse Tijd eindigt met Gaius Julius Caesar. Hij
was generaal en consul. Tegen het eind trok hij alle macht naar zich toe en
benoemde zichzelf tot dictator voor het leven. Hij werd in 44 v.Chr door een
groep medesenatoren onder leiding van Brutus vermoord.
Na zijn dood brak er een burgeroorlog uit die pas eindigde toen Octavianus,
Julius Caesar’s neef en aangenomen zoon, de eerste keizer van het Romeinse Rijk
werd en de titel Augustus kreeg.
Augustus was vooral een man die de rust en orde in het Romeinse Rijk herstelde
en daarom de bijnaam kreeg van de “vredeskeizer.” Onder zijn bewind werd door
het hele Romeinse Rijk werd de Pax Romana ingevoerd.
De Ara Pacis Augustae is het altaar voor de vrede. Dit werd
gebouwd in 13 v.Chr door de Romeinse senaat als dankbetuiging aan keizer
Augustus voor de overwinning in Hispanië en Gallië. Het altaar werd op 30
januari 9 v.Chr gewijd. Het altaar verheerlijkt de dynastie van Julius, waarvan
de keizer een afstammeling was.
In de 21e eeuw heeft de architect Richard Meier het altaar met een
glazen gebouw overkapt.
Het altaar is opgetrokken uit marmer en heeft een doorlopende fries in twee
verdiepingen. De onderste fries heeft florale motieven, de bovenste zijn
panelen met allegorische taferelen.
Op de achterzijde is het panel met het
Tellus-reliëf. Tellus is de personificatie van moeder aarde en symboliseert de
vruchtbaarheid met de twee babies. De dieren symboliseren het land. De liggende
kruiken aan de onderzijde benadrukken het belang van water, als brenger van
leven. De figuur met de wapperende mantel, gezeten op een zeewezen symboliseert
eveneens het water. De figuur op de vogel symboliseert de lucht. Land, lucht en
water zijn de voorwaarden voor het voortbestaan van de mensheid. De figuren
zijn de allegorische voorstelling hiervan.
Het beeldhouwwerk is uitgevoerd in een navolging van de Griekse
“wetdrapery”stijl Heel mooi is de wapperende mantel van de personificatie van
het water. Het lijkt alsof de mantel wappert in een bries.
Aan de lange zijde van het altaar zijn panelen met een processie. Hierop zijn de keizer en zijn familie afgebeeld. Dat het om een religieuze processie gaat is af te leiden aan het dragen van een doek over het hoofd door sommige vrouwen. De leden van de keizerlijke familie zijn gehuld in lange gewaden. De keizer draagt een toga. Uit bronnen zijn de namen van de afgebeelde personen bekend. Ook hier geldt weer dat de Romeinen contemporaine gebeurtenissen afbeelden zonder symbolische achtergrond. De processie moet waarschijnlijk de inwijding van het altaar voorstellen.
Gedurende het Keizerrijk wordt de persoon van de keizer
steeds meer geïdealiseerd. Hij laat zich vaak afbeelden als goddelijke persoon
en de afstamming van de goden wordt steeds belangrijker. Hieruit ontstaat de
zogenaamde keizercultus: de aanbidding van de keizer als godheid in een tempel.
In de beeldhouw- en sierkunst komt deze cultus tot uiting door het gebruik van
marmer en dure steensoorten en juwelen.
De Gemma Claudia is een voorbeeld van juwelenkunst uit de
keizercultus . Het is een broche om een mantel dicht te houden. De personen op
het juweel zijn Glaudius en zijn vrouw Agrippina aan de linkerzijde en
Germanicus en Agrippina aan de rechterzijde. De adelaar in het midden
symboliseert de god Jupiter als stamboom. De twee afbeeldingen van de gezichten
worden omlijst door de cornu copiae: de hoorns des overvloeds.
Een tweede voorbeeld van de keizercultus is het beeld van
Claudius als Jupiter. Claudius werd door de Pretoriaanse garde als opvolger
gekozen van Caligula in de veronderstelling dat hij als keizer makkelijk te
begeleiden zou zijn. Claudius leek een beetje een sul, maar hij bracht wel rust
en stabiliteit. Hij was de keizer die het Romeinse Rijk uitbreidde met een deel
van Groot-Brittannië.
Het beeld van Claudius is een idealisering; het is geen portret, omdat Claudius
niet een fotogeniek voorkomen had.
Het Forum Romanum was ooit het centrum van de stad Rome. Gelegen in het laaggelegen gebied tussen de Capitolijnse heuvel en de Palatijn. De grond was moerassig, maar is drooggelegd. Aan het Forum verrezen tempels, het senaatsgebouw, de basilica en de rostra(=het plateau vanwaar diverse sprekers en senatoren de Romeinen voorzagen van de nieuwtjes en aanbiedingen in winkels.
Op de Capitolijnse heuvel staat een tempel gewijd aan
Jupiter. Het gebouw met de beelden achteraan is het tabularium. Hier waren de
Romeinse archieven gevestigd. Middenvoor is de rostra. De plek waar senatoren
en stadssprekers de Romeinen toespraken.
Het stenen plateau op de voorgrond is de rostra. De zuilen
links zijn van de tempel van Saturnus. Op de achtergrond het gebouw van het
tabelarium. Aan de onderzijde zijn de resten van het oorspronkelijke gebouw te
zien.
Dit beeld laat zien hoe een waarschijnlijk beginnende
senator de aandacht vraagt van omstanders. Het gebaar met de hand vooruit wil
aangeven, dat hij gaat spreken.
Senatoren kwamen bijeen in de Curia – het Senaatsgebouw . Het oorspronkelijk
gebouw dateert uit de 1e eeuw. Het gebouw is na de brand van 283
gereconstrueerd.
De portretbuste van senator L.Licinius Nepos toont – in marmer – het portret van een al wat oudere man. De mond is ingevallen, waardoor de lippen dun zijn.
Het forum was eigenlijk de plaats waar alle belangrijk zaken
van het Romeinse leven samen kwamen. Wereldlijk zaken werden behandeld in de
basilica; naar de tempel ging men voor religieuze zaken en de politiek werd
behandeld in het Senaatsgebouw.
Een belangrijke tempel op het Forum Romanum was de Vesta
tempel gewijd aan de godin Vesta; de godin van de huiselijke haard en het
haardvuur van het Romeinse volk. In de tempel waakten de Vestaalse maagden voor
het vuur van Vesta, dat nooit mocht uitgaan. De tempel heeft een ronde vorm
(tolos) en is opgetrokken uit marmer. Een gat in het dak moet de rook afvoeren.
Mocht het vuur uitgaan dan werden de Vestaalse maagden gestraft door de keizer.
De Vestaalse maagden woonden in het Huis van de Vestaalse
Maagden achter de tempel. Het was de woning van de priesteressen van de tempel
van Vesta. Vanaf hun zesde konden meisjes uit rijke patriciërsfamilies worden
voorgedragen aan de keizer. De eerste tien jaar werden zij opgeleid voor het
ambt van priesteres. De tweede tien jaar ware ze belast belast met de
tempelrituelen. De laatste tien jaar van hun verblijf leidden ze nieuwe
priesteressen op. Gedurende hun verblijf in het Huis van de Vestaalse maagden
hadden zij de plicht om een kuis leven te leiden. De Vestaalse maagden hadden
in de Romeinse samenleving een hoge status. Net als de keizers werden zij bij
processies omringt door lictori met fasces (beschermers met de bundel met de
bijl).
De tempel van Vesta staat onderaan de heuvel de Palatijn,
waar de rijke inwoners van Rome, waaronder de keizers hun woning hadden.
Als we het Forum Romanum vanaf de Palatijn overzien, dan valt op dat de gebouwen dicht op elkaar hebben gestaan. Het was gebruikelijk om bij afbraak van een tempel op de fundamenten een nieuwe tempel op te trekken.
Castor en Pollux zijn de zonen van Leda en Jupiter die zich
in een zwaan had vermomd om Leda te verleiden. De twee dioscuren zijn o.a. de
patroonheiligen van de ruiters.
In de tempel van Castor en Pollux op het Forum Romanum werden de standaarden
voor maten en gewichten bewaard. Het was de plaats van het ijkwezen.
Ter weerszijden van de trap naar de Capitolijnse heuvel staan twee standbeelden
van Castor en Pollux.
De tempel van Antoninus en Faustina is minder vervallen in de loop van eeuwen. Dit komt omdat de Christenen deze tempel hebben omgebouwd tot kerk. Achter de colonnade is in de 17e eeuw voor de cella een gevel geplaatst. De oorspronkelijk tempel dateert van 141 en heeft Korintische zuilen. Halfzuilen met Korintisch kapiteel zijn in de wand van de cella opgenomen.
De Basilica Aemilia werd gebruikt om handel te drijven. Het
was een enorme ruimte, zo’n 2 à 3 verdiepingen hoog. Door het gebruik van
cement en de boog konden de Romeinen dit soort enorme ruimten bouwen.
Waarschijnlijk is deze basilica in gebruik geweest als bankgebouw. Vaststaat
dat het gebouw door brand is verwoest. Bij opgravingen zijn gesmolten muntjes
gevonden.
Tegenover de Basilica Aemilia liet Gaius Julius Caesar rond
54 v.Chr.de Basilica Julia bouwen. Daarvoor moest o.a. de toenmalige rostra
worden verplaatst.
De grootste basilica op het Forum Romanum is de Basilica van
Maxentius en Constantijn. Deze basilica dateert van de 4e eeuw uit
het Late Keizerrijk. De bouw is begonnen onder Maxentius in 306 en voltooid
rond 315. Het gebouw heeft een afmeting van 110 x 76 x 55 m. Op de korte kant
zijn drie rondbogen De ingang is onder Constantijn verplaatst naar de kant die
uitkwam op de Heilige Weg. Het middenschip en de zijbeuken werden ondersteund
door kruisgewelven, waardoor een enorme ruimte kon worden gecreëerd In de apsis
stond een enorm beeld van Constantijn.
In de Romeinse Tijd werd deze basilica gebruikt voor rechtsspraak.
De basilica bouw zal door de Christenen worden overgenomen,
want in tegenstelling tot de kleine Romeinse tempels, waar alleen ingewijde
priesters en priesteressen mochten komen, hadden de Christenen behoefte aan
grote ruimten om hun samenkomsten te vieren.
In het Museo Conservati in Rome staan gedeelten van een kolossaal beeld van keizer Constantijn, waaronder zijn hoofd en een voet.
In de tijd van het Keizerrijk werden door de verschillende keizers nieuwe fora gebouwd, de zogenaamde keizerlijke fora. Tegenwoordig zijn deze gelegen aan de overzijde van het Forum Romanum. Mussolini heeft vanaf het Colosseum de Via dei Fori Imperiali laten aanleggen, een belangrijke verkeersader voor het drukke verkeer in Rome.
Op deze luchtfoto’s staat rechtsonderaan het Colosseum. De weg in noordwestelijke richting naar het Monument voor Victor Emanuel II is de Via dei Fori Imperiali. Links van deze weg ligt het Forum Romanum en rechts, bijna bij de Piazza Venetia liggen de Keizerlijke Fora.