Ten opzichte van de Pre-Griekse
Kunst is er een hiaat van drie eeuwen. Tussen 1100 v.Chr
en 800 v.Chr. vinden er veel veranderingen in het Middellandse Zee gebied plaats. Mogelijk door
volksverhuizingen en/of natuurrampen. Dit is niet met zekerheid te zeggen.
Rond de 8e eeuw komen verschillende Griekse beschavingen op: Doriërs,
Ioniërs en andere Griekse volkeren.
Door handelscontacten vestigen zij zich rond het Middellandse Zee gebied en
verspreidden zo hun cultuur.
De Grieken zijn nooit één volk; er zijn zogenaamde
stadstaten: kleine bevolkingscentra die autonoom optreden en geen binding
hebben met elkaar. De Romeinen hebben veel over de Griekse beschaving
geschreven en hun kunst gekopieerd.
De Doriërs
vestigden zich in Noord-Afrika, Griekenland, Italië –(Magna Greacia)
en Turkije
De Ioniërs vestigden zich in Turkije, het
Midden-Oosten en Italië.
Juist in Zuid-Italië hebben veel
Griekse volkeren zich gevestigd. Italië was als handelspartner erg belangrijk
voor de Grieken.
In de ontwikkeling van de Griekse kunst worden een aantal fasen onderscheiden:
Kunsthistorici denken dat in de geometrische en oriëntaliserende fase in de bouwkunst de grote tempels oorspronkelijk van hout werden gemaakt. Uit periode 800 BCE - 500 BCE zijn geen grote tempelcomplexen gevonden.
Pas in de 5e eeuw v. Chr (de archaïsche fase) wordt
er overgegaan met het bouwen van tempels in steen.
De eerste stenen tempels zijn van
de Dorische bouworde: massief/robuust/ongedecoreerd.
De kunsthistorici spreken van een mannelijke vorm van tempelbouw.
De bouwwijze doet denken aan
tempelbouw met hout. De zuilen zijn ontbladerde stammen. Trigliefen: de kopse
kant van een houten balk. Op de korte kant staat een driehoekig timpaan. Er
zijn geen resten van dakbedekking gevonden. Waarschijnlijk bestond het dak uit
hout met dakpannen van terracotta.<
Veel Griekse tempels zijn gevonden
in Zuid-Italië en op Sicilië (De tempel van Segesta)
Tekening van een Dorische zuil met schacht en abacus. De zuil staat op de stylobaat
Tempel staat hoger – op een stenen basis. 'Acropolis' betekent 'boven de
stad'. De zuilen werden voorzien van cannelures.
De zuilengang loopt rondom de tempel en is van alle kanten
benaderbaar. Daarbinnen bevindt zich een het eigenlijke tempelgebouw, dat alleen
toegankelijk was voor de ingewijden. In dit gebouw was het eigenlijke
heiligdom(naos), eventueel met een voorportaal(pro-naos). Iedere tempel was gewijd aan één godheid.
Kunsthistorici denken dat de oorspronkelijke houten tempels gebouwd werden in heilige
bossen. De zuilen van de latere stenen tempels stellen dan de bomen voor.
In Selinunte is een plateau met zeven tempels waarvan onbekend is aan welke godheid ze waren gewijd. Vandaar de nummering: tempel A, tempel B, etc. Er zijn geen vondsten in de omgeving gedaan die uitsluitsel geven over de goden. Ook verdere bronnen onbreken
De tempels werden opgetrokken met lokaal gesteente: tufsteen, kalksteen. Alleen heel belangrijk tempels werden gebouwd met marmer. Om het uiterlijk te verfraaien werden de lokale gesteenten soms voorzien van een witte pleisterlaag.
Midden in het heiligdom staat één groot beeld van de
godheid: de idolons. Hiervan is ons woord: idool
afgeleid.
In de hand kan dit beeld een drietand of een bliksemschicht
hebben vastgehouden. Dit detail is niet overgeleverd, vandaar dat het beeld of
Poseidon of Zeus kan voorstellen. Gevonden door vissers vlakbij de
tempelruïnes. Mogelijk was deze tempel gewijd aan Poseidon. Het beeld vertoont
een anatomisch correcte weergave van het menselijk lichaam. De oogholten zijn
leeg. Deze waren oorspronkelijk opgevuld met ivoor, glas of zilver.
De tempel zelf staat op een grondvlak(stylobaat). Soms ook nog op een plateau met 2 treden (stereobates). De zuilen staan niet op een onderstuk, maar rechtstreeks op het stylobaat. De schacht van de zuil is op gebouwd uit trommels, die koud gestapeld zijn. De schacht kan versierd zijn met groeven(cannelures) en wordt afgedekt door een eenvoudig kapiteel (echinus). Daarbovenop komt een vierkante steen(abacus) die de eerste dakbalk (architraaf) draagt. Op de eerste draagbalk komt een balk die versierd is met vlakken met groeven(triglieven) en vlakken – soms met relief(metopen). Op de korte zijde bevindt zich het driehoekige timpaan met het fronton, dat met beeldhouwwerk versierd is. Op de nok kan een beeld van de god/godin staan. Op de hoeken zijn soms waterspuwers aangebracht. Deze doen denken aan de latere gargoyles op kathedralen.
Er is waarschijnlijk op paneel geschilderd. Hiervan zijn geen resten gevonden, maar de schilderingen op keramiek versterken dit idee.
De oudste bekende keramiekvondsten laten amfora en kraters zien met geometrische vormen, waarin de aanzet van de bekende meander al zichtbaar is.
In het begin wordt er gebruik gemaakt van diverse kleisoorten die na het bakproces verschillende kleuren geven. Hierdoor denken kunsthistorici dat er overeenkomsten zijn tussen schilders van keramiek en schilderingen op doek of paneel.
Aanvankelijke zijn de decoraties abstract in bandvorm die rondom de vaas lopen. Er zijn randen met ruitjes, driehoeken en een meandervorm. Deze vormen lopen door, wat precisie werk vraagt. Sommige randen zijn voorzien van gestileerde dierfiguurtjes. Kraanvogels, grazende dieren.
Deze vaas is gevonden op een begraafplaats bij Dipylon. Het kan zijn dat dit soort vazen gebruikt werd om een plengoffer voor de doden te brengen. Onder de vaas kunnen gaatjes zijn aangebracht, waardoor de wijn of offerwater op het graf druppelde, zodat ook de dode kon genieten van het offer. Uit opgravingen blijkt dat in graven van mannen veel kraters worden gevonden, terwijl in de graven van vrouw meestal amforen worden meegegeven. Op de Dipylonvaas zijn al meer figuratieve figuren te zien: een begrafenisstoet en krijgers met wagens en paarden. Alles is nog wel gestileerd: brede schouders, smalle taille en brede heupen met lange benen. Er is geen diepte of perspektief.
De naam van de vaas is afgeleid van de schilder Analatos. Geometrische versieringen verdwijnen naar de achtergrond. Op de vaas zijn gestileerde sfinxen te zien. Dit doet vermoeden,
dat in deze periode invloeden van handelsbetrekkingen met de Oriënt zijn
weerslag vonden in de beschildering van de keramiek. Op de hals zijn mens- en
dierfiguren te zien.
Belangrijk is dat de makers van de vazen moesten weten hoe de klei zich
gedraagt tijdens het bakproces. Hieruit ontstaan keramieken van roodbakkende
klei met zwartfigurige afbeeldingen.
Dit is een zogenaamde kylix een
drinkschaal met een zwartfigurige afbeeldingen. De
Grieken gingen de mythologische verhalen van o.a. Homerus en de verhalen ronden
goden, godinnen en halfgoden gebruiken voor afbeeldingen op keramiek.
De ondergrond van de schaal is roodbakkende klei. De schilder maakt hierop met
zwartbakkende klei de figuren. Tijdens het bakproces hecht de zwartbakkende
klei zich aan roodbakkende ondergrond. Voor details wordt soms een andere
roodbakkende klei gebruikt. Dit wordt niet gedaan om een kunstvoorwerp te
creëren. De schalen waren gebruiksvoorwerpen. Doordat de voorstelling
ingebakken is, zal deze in het gebruik niet vervagen.
Er zijn vazen gevonden met witte kleifiguren, maar deze kleilaag is aangebracht na het bakken. De witte klei is niet vastgebakken in de ondergrond, geeft wel mogelijkheden tot extra detaillering, maar de verwering is duidelijker zichtbaar.
Lijndetailering werd aangebracht door in de zwartbakkende klei de rode onderlaag zichtbaar te maken. Ook werden contouren van figuren op deze manier aangebracht. De lijntjes werden in de nog zachte klei gekrast met een mesje of een scherpe steentje.
Er komt een omslag van zwartfigurig naar roodfigurig. Hiervoor wordt de figuur uitgespaard in de roodbakkende klei en wordt de achtergrond zwartgeschilderd. Detaillijnen kunnen nu met een fijne kwast met zwartbakkende klei worden ingeschilderd. Details veel nauwkeuriger.
Voor- en achterkant vertonen dezelfde voorstelling, alleen aan de ene zijde is gebruik gemaakt van de zwartfigurig methode, terwijl aan de andere zijde de nieuwere roodfigurige manier werd gebruikt. Vermoedelijk is dit de eerste keer dat een schilder het procedé heeft omgedraaid. De schilder wordt aangeduid als Andokides-schilder naar de keramiek maker Andokides. Naam van schilder is onbekend. Het woord KERAMIEK komt van een wijk in Athene die zo werd genoemd. Daar woonden heel veel ambachtslieden die zich hun bestaan vonden in het draaien, beschilderen en bakken van vazen en schalen.
De Griekse schilderkunst laat een ontwikkeling van de kunstenaar zien naar het perfect uitbeelden van de werkelijkheid. Deze ontwikkeling heeft geduurd van de 8e eeuw tot de 5e eeuw v.Chr. en dient ook nu nog als canon voor het afbeelden van mens- en dierfiguren. In de Westerse Kunst is steeds weer een opleving van de Griekse kunst aan te wijzen.
Mooie voorbeelden van beschilderingen van vazen zijn te zien
op de zogenaamde lekythoi.
Lekythoi zijn kleine handzame
flesjes gebruikt voor het bewaren van luxe artikelen, zoals reukwaren en
parfums. Ze zijn gevonden in graven. Delen zijn wit beschilderd met
gedetailleerde voorstellingen. Deze flesjes zijn ongeschikt voor dagelijks
gebruikt. De tekeningen wijzen al op de Klassieke stijl van de 5e
eeuw, waarin steeds meer anatomisch correct geschilderd wordt. Er wordt gebruik
gemaakt van zeer fijne kwastjes.
De namen van Griekse schilders zijn ons bekend via Romeinse
schrijvers. Grote schilders waren Zeuxios en Parnhassios. Zij gingen zelfs zover dat ze een wedstrijd
met elkaar aangingen om uit te maken wie de beste schilder van de werkelijkheid
was. Zeuxios schilderde een schaal met druiven, zo
echt, dat vogels naar binnen vlogen om de druiven weg te pikken. Parnhassios had zijn doek verborgen achter een gordijn. Na
de demonstratie van Zeuxios vroeg deze zijn rivaal om
het doek weg te halen, maar het doek bleek door Parnhassios
geschilderd te zijn. Zeuxios erkende in Parnhassios zijn meerdere: ik kon met mijn druiven vogels
misleiden, maar jij Parnhassios misleidde een
kunstenaar met jouw schilderij.
In de 20e eeuw is uit een ondergronds graf een wandschildering tevoorschijn gekomen, waarop een rij danseressen te zien en profiel, zowel het gezicht als ook de ogen.
In de Tombe van de duiker zijn op de noordwestelijk kant mannenfiguren te zien – jong en oud – die aanliggen aan een maaltijd. De lichamen zijn gespierd en welgevormd, onderscheid tussen oud en jong wordt aangegeven door oudere mannen te schilderen met een baard. Jongemannen zijn baardloos.
Of de beeldhouwkunst de geometrische en oriëntaliserende fase heeft doorgemaakt is wetenschappelijk nog niet bewezen. Er zijn geen vondsten gedaan die daarop duiden.
Van de 8e tot 6e eeuw spreken we van
archaïsche beeldhouwkunst. Vanaf de 5e eeuw over klassieke
beeldhouwkunst.
De kleine beeldjes uit de archaïsche beeldhouwkunst zijn
moeilijk te duiden. Misschien zijn het votief beeldjes geweest. Kunnen ze een
godheid voorstellen of gebruikt zijn als talisman. De beeldjes zijn nog zeer
gestileerd.
De voorstelling is zeer stijf. Het lichaam is een soort zuil op een sokkel. De versieringen zijn non-figuratief en geven geen detaillering van het lichaam.
Genoemd naar de plaats waar het beeldje voor het eerst tentoongesteld is. Gemaakt van tufsteen of kalksteen. Archaïsch beeld. Haardracht als de pruikendracht in Egypte. Geen uitstekende delen. Frontaal te bekijken. Er zijn wel borsten en een riem. Restanten Minoïsche invloed. Het lichaam is niet in de juiste verhouding weergegeven. Eén hand wordt op de borst gehouden, de andere stijf langs het lichaam.
Kore is een jongedame. Beeld is gevonden bij de tempel van Hera. Uitstekende delen zijn afgebroken, erg fragiel. Ook het hoofd ontbreekt. Het beeld is gedetailleerd: de vrouw draagt een mantel en de lijntjes in het onderkleed zijn de plooien van de rok. Er is een zekere plasticiteit ontstaan. Verhouding van de armen is correct. Rekening gehouden met de val van kleding rond het lichaam.
Grieken hebben veel oorlogen gevoerd tegen de Perzen. In de
5e eeuw hebben de Perzen na hun verlies alle beelden op de Acropolis
kort en klein geslagen: de Puinhoop van de Perzen. De Grieken ervoeren dit als
vernietiging van de bezieling van het beeld: de neus en de handen waren
afgebroken. Veel beelden buiten Athene begraven.
Het hoofd wordt ei-vormig. Er zijn
haren en vlechten te zien ook op de rug. Details van kledingstukken zijn
zichtbaar.
Kenmerken van het Archaïsche beeld:
Duidelijk is in dit beeld te zien dat de uitstekend arm uit een apart stuk steen is gehouwen en als puzzelstukje aan het beeld is gehecht. Er bestaat een reconstructie van dit beeld in de kleuren zoals het waarschijnlijk is beschilderd. Veel primaire kleuren.
De beeldhouwer zoekt naar de juiste anatomie van het menselijk lichaam. Mannen worden naakt afgebeeld. Soms maakt het beeld een stap naar voren met de knieën op slot. De kop is nog archaïsch.
Ook aan de achterzijde krijgt het lichaam vorm. Billen en haren. Spiergroepen worden echter ingekerfd.
Details in het gezicht, haren en kleding duidelijk. Ook het vasthouden van het kalf is naar de werkelijkheid. Glimlach is nog archaïsch
Het lichaam krijgt relief. Bolling
bij de taille niet meer uitgesneden.Armen komen een beetje los van het
lichaam. Wordt daardoor kwetsbaar.
Het uitbeelden van een levend mens in steen is de uitdaging van de Griekse
beeldhouwers.
Vanaf 480-400 v.Chr spreken we in de beeldhouwkunst van de Klassieke periode.
De jongen van Kritios is een voorloper van het zoeken naar de juiste vorm van het menselijk lichaam. Er is een heel voorzichtige contrapostohouding te zien.
Het lukt de beeldhouwer om de benen op de juiste manier uit te beelden door in het beeld een standbeen en een speelbeen op te nemen. Het standbeen draagt het lichaam. Het speelbeen draagt geen kracht. Dit wordt de contrappostohouding genoemd. Tijdens het staan leunt men op één been, daardoor ontstaat een knik in de heupen en een draaiing van de schouders. In de ruggegraat ontstaat een welving.