De term‘Romaanse periode’ slaat op de bouwkunst en is in de 19e eeuw gegeven aan de periode waarin de rondboog werd gebruikt binnen de architectuur. Romaans, roman is een verbastering van Romeins, omdat ook de Romeinen de rondboog als gebruikten in hun gebouwen. Later is de term ook van toepassing geworden op de beeldhouw- en schilderkunst uit de periode tussen 1050 en 1200.
De Romaanse bouwstijl komt over heel Europa voor. Niet overal
wordt de stijl op eenzelfde manier toegepast, er treden lokale verschillen op
in de toepassing van de bouwstijl. De Romaanse kerken in Duitsland, Frankrijk
en Italië hebben eigen kenmerken.
De verandering de bouw van kerken begin rond 1050 en loopt door tot 1200, maar
halverwege de 12e eeuw ontstaan in Parijs de eerste vormen van de
Gotiek.
De veranderingen in de bouwkunst hebben alles te maken met de opkomst van
pelgrimages en de vereringen van relieken.
Bekende pelgrimsoorden rond 1050 waren Aken(Karel de Grote),
Keulen(Ursula), Maastricht(Servaas), Santiago de Compostella(Johannes de
apostel), Venetie(Marcus), Rome(Petrus) en Constantinopel(het Ware Kruis).
De pelgrims wilden deze steden bezoeken om de relieken te zien die er werden
bewaard. De nabijheid van een reliek van een heilige zou een beetje op de
pelgrim afstralen bij het bezoek.
Naast Europese bestemmingen waren er ook nog Jeruzalem(Christus) en
Sinai(Brandende Braamstruik).
Hoe moeilijker de tocht, hoe verder weg, hoe meer de voordeel er was voor je
zielenheil.Onderzoek heeft uitgewezen,
dat er in deze periode rond een miljoen pelgrims moeten zijn geweest.
Een pelgrim was voor Middeleeuwers te herkennen aan zijn
driekwart mantel/tuniek, zijn hoed met een brede rand, een staf, een slappe
schoudertas en driekwart laarzen.
Ook in miniaturen en schilderijen worden pelgrims op deze manier afgebeeld. Ze
zijn hierdoor herkenbaar.
Een ver pelgrimsoord was het St.Catherineklooster in op het
schiereiland Sinai. Daar werden de relieken van de Heilige Catherina van
Alexandrië bewaard. Heiligen zijn in
afbeeldingen te herkennen aan hun attributen. Als het gaat om martelaren zijn
dit meestal de attributen die hun dood symboliseren. De Heilige Catherina wordt
afgebeeld met een rad met scherpe punten en een zwaard. De legende over haar
verteld, dat ze veroordeeld werd om te worden geradbraakt, maar dat het rad waarop ze was vastgebonden
door een bliksemschicht uit de hemel kapotsloeg. De
brokstukken verwondden vele toeschouwers. Daarop werd ze onthoofd met het
zwaard.
Zij triomfeerde over keizer Maxentius die vaak liggend aan haar
voeten wordt afgebeeld. Het verband met een wiel maakte Catharina tot
patrones van spinsters; bibliothecarissen kozen haar vanwege haar geleerdheid;
haar rhetorische gaven maakten haar populair onder juristen.
Belangrijke jaren voor pelgrims waren/zijn de Jubeljaar.
Pelgrimages waren belangrijk voor de groei van de steden. Er moesten herbergen
komen, hospitaal en markten, waar de
pelgrims konden overnachten; zieke pelgrims konden worden verpleegd en hun
voorraden konden aanvullen. Er ontstond een vorm van religieus toerisme.
Men ging op pelgrimstocht om boete te doen voor begane zonden (meestal
opgelegd), of om de genezing van een ziekte of zieke verwanten te vragen, of als dankzegging voor de geboorte van een
opvolger. Natuurlijk waren er ook die uit zucht tot avontuur op pelgrimstocht
gingen. Ook waren er beroepspelgrims door konden worden ingehuurd om voor jou
op pelgrimstocht te gaan en voor je zielenheil te bidden. Hieraan hing
>een prijskaartje, maar werd wel gebruikt
door de rijken als afkoop voor begane
zonden en/of misdaden.
Onderweg kregen de pelgrims op vaste overnachtingsplaatsen een insigne als bewijs dat ze zich als pelgrim hadden laten registreren. Er waren verschillende pelgrimstekens en insignia, ook onderweg werd de route gemarkeerd met het teken van de route.
Het bekendste teken, dat ook nu nog door velen wordt herkend
is de jacobsschelp: het symbool van de pelgrims naar Santiago de Compostela.
Soms waren de herkenningstekens ook afgeleid van de relieken van een
pelgrimsoord. Zo heeft Rome als symbolen de sleutels, als stad van de Heilige
Petrus, maar ook het Vera-icoon: het beeld van Jezus, dat ook de zweetdoek van
de Heilige Veronica zou zijn achtergebleven, toen ze zijn gezicht depte.
Een ander belangrijk symbool is het kruis met vier kleine kruizen er omheen,
als symbool van de vijf stigmata. Pelgrims naar Jeruzalem keerden terug met dat
symbool. Aan het eind van een pelgrimstocht kon de pelgrim aan de hand van de
onderweg ontvangen symbolen, of schriftelijk bewijsstukken aantonen, dat hij de
weg was gevolgd. Hij kreeg dan een
oorkonde als bewijs van volbrenging. Ook nu nog krijgen pelgrims deze oorkonde,
als ze een bepaalde afstand van de route hebben afgelegd.
In Rome bezochten de pelgrims de Basilica van St.Pieter die door Constantijn de Grote boven het graf van de Heilige Petrus was gebouwd in de 4e eeuw.
Op nevenstaande tekening is de oude basilica te zien met het grote atrium met in het midden de plaats waar de pelgrims zich konden reinigen, voordat ze de basilica betraden en de relieken van de Heilige Petrus gingen vereren.
In Santiago de Compostella eindigt de pelgrimstocht als de
pelgrim door de Porta della Gloria de Kathedraal betreedt.
Het in bezit hebben van de insigna en de oorkonde was voor de Middeleeuwse
pelgrim een dankbetuiging aan het hogere en was goed voor zijn zielenheil.
De Heilige Jacobus De Apostel wordt in de Kathedraal van Santiago de Compostela ook uitgebeeld als pelgrim.
Zo ontstonden in de Middeleeuwen tientallen pelgrimsroutes. Onderweg
ontstonden er pleisterplaatsen. De pelgrims kozen die plaatsen om te
overnachten in de buurt van een kerk met de relieken van een heilige. De kerken
waren er op gebrand om zoveel mogelijk relieken voor hun kerk te verwerven, dat
leverde voor de omgeving van de kerk een opleving van bedevaarten op.
Vooral Conques en Toulouse waren in het zuiden van Frankrijk, waar veel routes
op weg naar Santiago de Compostela samenkwamen bijzonder belangrijk.
Niet alleen in de steden stonden kerken waarin relieken werden bewaard. Ook langs de route waren diverse kapellen en kapelletjes te vinden voor heiligen.
In Conques worden de relieken bewaard van de heilige Fides (Sainte Foye). De Kathedraal van St.Foye behoort bij een klooster van de Benedictijner orde. Oorspronkelijk is de kerk gebouwd in opdracht van Karel de Grote.
Op heiligen.net is de legende rond St.Foye te lezen.
De reliekschrijn van St.Foye dateert van uit de late 9e
eeuw en is de enige Middeleeuwse schrijn die overgeleverd. De schrijn is
gemaakt van hout en belegd met goud en juwelen. Het beeld bevat delen van de
schedel van de heilige.
Oorspronkelijk stond de schrijn – tegenwoordig te zien in het kloostermuseum –
aan de oostkant van de kloosterkerk, waar de Middeleeuwse pelgrims op weg naar
Santiago de Compostela stopten om te bidden voor een veilige reis en andere
zegeningen.
In 1010, doet een van de monniken Bernard d’Angers verslag van de gebeurtenissen rond het beeld:
De mensenmassa die zich op de grond wierp was zo dicht, dat het bijna onmogelijk was om te knielen… Als ze het beeld voor de eerste keer zagen, geheel van goud en schitterend van de juwelen, terwijl het hen aanstaarde met een menselijke blik, dacht de meerderheid van de boeren, dat het beeld hen inderdaad aankeek en hun gebeden verhoorde met haar ogen.
De St.Sernin is het voorbeeld van een Romaanse pelgrimskerk. Rond het koor is een deambulatorium met straalkapellen. In iedere kapel stond de reliekschrijn van een heilige. Vaak ook van de stichter van de kerk.
St.Sernin is een vijfbeukige kathedraal die niet alleen door pelgrims werd bezocht, maar ook door de lokale gelovigen werd gebruikt voor het vieren van de mis.Relieken werden geclassificeerd
in drie ordes:
1.Het reliek
is een deel van de heilige geweest. (botten, tanden, haar)
2.Het reliek
is met de heilige in aanraking geweest. (sandaal, heilige kruis, spijkers)
3.Het reliek
is met een object in aanraking geweest dat een heilige heeft aangeraakt.
(handje aarde uit het heilige land)
Relieken werden
bewaard in reliekschrijnen. De vorm van de reliekschrijn laat soms zien wat de
schrijn bevat, maar het kan ook een stuk kunstnijverheid zijn waarin goud,
email cloisoné, juwelen en spolia zijn verwerkt.
Van de juwelen was onder andere bergkristal heel geliefd. Veel gelovigen
dachten dat dit versteend water was. Om er zeker van te zijn dat de echtheid
van het reliek niet kon worden betwist, werden er door de kerk certificaten van
echtheid uitgegeven. Vaak werden deze briefjes, de zogenaamde sedula in de
reliekschrijn verwerkt.
De levens van heiligen (hagiografieën) zijn in de Legenda Auria opgetekend door de aartsbisschop van Genua, Jacobus de Voragine. Deze verhalen vormen een inspiratiebron voor veel kunstenaars.
Ursula was een prinses in Zuid-Engeland. Zij was een christen, maar haar vader was een heiden. Hij had een echtgenoot voor haar uitgezocht, maar die was ook een heiden. Ursula wilde wel met hem trouwen, maar ze wilde eerst op pelgrimstocht naar Rome om de paus om de zegen te vragen voor dit huwelijk. Haar vader stemde met haar verzoek in en Ursula vertrok vergezeld van 11.000 maagden. Ze worden door de paus ontvangen en Ursula krijgt de zegen van de paus. Op de terugweg wordt het gezelschap overvallen door de Hunnen en alle 11.000 en 1 maagden worden verkracht, vermoord en afgeslacht.
Dit verhaal levert in één keer 11.000+1 heiligen op, want allen zijn de marteldood gestorven. Nu wil het verhaal, dat in de buurt van Keulen een grafveld gevonden is uit de tijd van Ursula’s reis. De botten die werden opgegraven vertoonden alle zwaardslagen. Het bisdom van Keulen was in één klap het centrum voor de verering van de Heilige Ursula en haar 11.000 gezellinen. Er is in de kerk die aan haar is gewijd een speciale grafkamer ingericht met de opgegraven botten. In nissen en op het altaar staan verschillende reliekschrijnen in de vorm van bustes waarin delen van de schedels worden bewaard.
Rond het maken van reliekschrijnen ontstaan een ware industrie. Vooral de stad Limoges was bekend om zijn reliekschrijnenmakers. De vorm van deze schrijnen is gemakkelijk te herkennen: het is veelal een kistje met een zadeldak. De kistjes konden door de opdrachtgever naar eigen believen van versiering worden voorzien.
Toch worden er ook nog hele bijzondere reliekschrijnen ontworpen. Sommige als kleine beeld: een reliekstatuette.
Op de feestdagen rond
de heilige wordt de reliekschrijn in processie rondgedragen en is er speciale
mis voor de gelovigen.
De processie van de Heilige Maria Magdalena op 22 juli wordt in Vezelay gevierd
met een processie die van onderaf in het dorp naar de basiliek op de heuveltop
gaat.
In de Dom van Keulen
bevindt zich een grote reliekschrijn met de schedels van de Drie Koningen. Deze
Driekoningenschrijn is een houten kist bekleed met bladgoud en afbeeldingen van
heiligen en apostelen op de lange kant.
Op de korte kant is het een tonende reliekschrijn: hier staan de Drie Koningen
afgebeeld.
De Kathedraal van Speyer heeft een enorm westwerk als herhaling van het transept. De kerk krijgt hierdoor een typische H-vorm.
Om de enorme muurvlakken van een Romaanse kerk wat decoratiever te maken, worden op de buitenmuren zogenaamde lisenen (1) en boogfriezen (2) aangebracht. Deze ornamenten hebben geen functie in de bouwconstructie.
De stenen muren dragen de druk van de rondbogen. Kenmerkend voor de Romaanse bouwstijl is dan ook grote muren en kleine ramen. De muren zijn zwaar en dik. Ook de galerijen uitsluitend ontworpen het verluchtigen van het uiterlijk van het gebouw
In de crypte van de
Kathedraal van Speyer wordt nog de alternerende bouwstijl toegepast. De zuilen
dragen een deel van het cryptegewelf, maar de pijlers dragen ook de druk van de
erboven gelegen kerk.
De gewelven zijn tongewelven die elkaar kruisen. De druk op de top van het
gewelf is het grootst. Deze wordt via het kruisgewelf afgevoerd naar de zuilen.
In het middenschip
ondersteunen pijlers met halfzuilen de gordelbogen. Op deze extra verstevigde
pijlers wordt ook via het kruisgewelf de zijwaartse druk afgevoerd.
Deze vorm van bouwen
komt vooral het Duitstalige gebied voor. In Italië wordt nog lang de echte
basilicabouw toegepast met een balkenplafond. Ook het Romeinse tongewelf komt
voor bij de eerste bouw van hogere kerken, maar een tongewelf kan niet
makkelijk de zijwaartste druk afvoeren.
Het Benedictijner klooster Maria Laach heeft aan de westkant nog een groot atrium. De lisenen en de rondboogfriezen zijn hier aangebracht met donkere steensoorten.
Om de enorme druk van het gewelf te kunnen opvangen waren zware pijlers meestal niet genoeg. Aan de buitenzijden werd vaak extra ondersteuning aangebracht in de vorm van steunberen en luchtbogen. Hierdoor wordt de indruk van een Romaanse kerk aan de buitenzijde versterkt als een massief bouwwerk.
Worden in de Duitstalige gebieden de Romaanse kerken versierd met rondboogfriezen en lisenen in Frankrijk wordt gekozen voor het gebruik van verschillende steensoorten en het trapgewijs bouwen van het transept om de kerk minder zware indruk te laten maken.
De Saint Paul in Issoire heeft op de apsis een zogenaamde blinde galerij. Achter de zuiltjes begint de draagmuur van de apsis. Ook hier wordt met geometrisch metselwerk een decoratief accent aangebracht.
De Saint Savin sur Gartempe is een Romaanse hallenkerk. Hierbij zijn de gewelven van het middenschip en de zijbeuken op dezelfde hoogte gebouwd. Het middenschip van deze kerk is een tongewelf, wat als extra voordeel had, dat er makkelijk fresco’s op konden worden aangebracht.
Cluny was vooral voor de uitbreiding van kennis en wetenschap bijzonder belangrijk. Van de enorme kloosterkerk is alleen nog een stuk van het zuidelijk transept met de achthoekige toren over. De kerk moet 187 meter lang zijn geweest bij een hoogte van 29,5 m.
Op deze digitale reconstructie is te zien dat de beide transepten in getrapte vorm waren uitgevoerd.
In Italë is de
Romaanse bouwstijl min of meer een voortzetting van de bestaande manier van
bouwen. De Romeinen kenden de rondboog al. Daarnaast zijn er ook veel invloeden
van de Byzantijnse kunst.
Voor baptisteria wordt vaak gekozen voor de centraalbouw, soms in cirkelvormig,
soms octagonaal. Dit baptisterium van San Giovanni in Vigolo Marchese staat
naast de kerk. De massieve halfzuilen dienen als steunberen. De ramen zijn
klein – schietgaten. De binnenkant is donker door het weinige licht dat naar
binnen kan vallen.
Ook de San Vitale, die
van binnen schitterende mozaïeken bevat, is aan de buitenzijde een log en
ontoegankelijk bouwwerk. Ook hier
luchtbogen en steunberen om de druk van de gewelven op te vangen.
De San Frediano in
Lucca is Toscaans Romaanse kerk. Lucca was een van de vele zelfstandige steden
die ook een eigen kathedraal of basiliek wilden hebben. De voorzijde is
versierd met marmer. Aan de zijkanten van de kerk is gewoon baksteen gebruikt
met de gewone Romaanse kenmerken.
Bijzonderheid van deze
kerk is dat het mozaïek aan de voorzijde een raampje bevat. In het bovenste
deel staat Christus afgebeeld als Majestas Domini. Daaronder was een fries met
de apostelen met in het midden Maria.
Toen de kerk klaar was, vond men toch dat er wat weinig licht naar binnenviel.
Om dat te verbeteren werd de beeltenis van Maria opgeofferd en kwam op die
plaats een smal venster.
Ook staat deze kerk
niet precies oost-west georiënteerd omdat de kerk dan tegen de stadswal zou
aankomen en dat was ontoelaatbaar.
De San Miniato al
Monte gevelversiering van gewone natuursteen. Witte en groene stenen worden
gebruikt voor het ontwerpen van architectonische vormen.
De San Miniatio heeft
als veel Italiaanse kerken nog een balkenplafond. Daardoor konden de kerken
niet vertikaal hoger worden.
Ook dit baptisterium is
gedecoreerd met witte en groene stenen. Het baptisterium is gebouwd als acht:
iedere zijde wordt gezien als dag in de schepping. De 8e zijde is de
8e scheppingsdag: de dag waarop de mens wordt gedoopt.
De versiering is in
geometrische klassieke stijl. Er is kleine rechthoekige apsis die doet denken
aan de pelgrimstas de capsella. De kapitelen zijn uitgewerkt als korintische
kapitelen met acanthusbladeren.
De toren van Pisa – de campanile bij de kathedraal van Pisa met daarvoor het baptisterium. De onderkant is in de Romaanse stijl, maar de bouw duurde tot de 14e eeuw en daardoor zijn er ook stijlelementen van de gotiek in terug te vinden.