HEAD_META_TAGHEAD_DEEL_VA1CSS
Oud Egypte bestaat uit Opper Egypte (het dichtst bij de bronnen van de Nijl) en Neder
Egypte (de delta van de Nijl).
Tempels vinden we aan de oostkant(daar waar de zon opgaat); de dodenakkers en graven aan de westkant(daar waar de zon ondergaat).
De voorwerpen die wij nu als Egyptische kunst aanmerken, zijn grafgiften, grafmonumenten en tempels. De voorwerpen uit de graven zijn niet als kunst bedoeld, maar als gift aan de dode om het leven in het hiernamaals te aangenaamte maken en de dode de mogelijkheid te geven om zijn leven in het hiernamaals voort te zetten.
Door archeologische opgravingen en de vondsten in verschillende graven kunnen we ons een beeld vormen van het leven van de Egyptenaren in de tijd van de farao’s. Sinds de ontdekking van de Steen van Rosette en de ontcijfering van het hiërogliefen schrift kunnen archeologen uit de teksten in de graven een beeld vormen van het dagelijks leven van de Egyptenaren, met name van degene voor wie het graf gebouwd is.
De beeldend kunst van de Egyptenaren komt nogal statisch over. Toch is de manier van afbeelden in de loop van de eeuwen aan veranderingen onderhevig geweest. Votief beeldjes uit de pre-dynastieke periode hebben niet de "traditionele Egyptische" kenmerken van de beelden uit het Middenrijk.
In de afbeeldingen hieronder zijn de verschillen in de uitbeelding van de moedergodin duidelijk.
De afbeeldingen van Isis en Horus laten duidelijk de veranderingen zien in de Egyptische Kunst. De drie beeldjes zijn van een latere datum dan het beeldje van de vrouwenfiguur uit de pre-dynastieke periode. Isis wordt afgebeeld met de
nemes: de hoofddoek die door de farao en hooggeplaatste personen wordt
gedragen.
Achterzijde pronkpalet van Koning Narmer in groenig leisteen ongeveer 65 cm hoog.
3200 v Chr. Vindplaats Heriakonpolis – Egyptisch Museum Cairo
Voorzijde van het Pronkpalet van farao Narmer.
Farao Narmer heeft Opper- en Neder Egypte samengevoegd. Rond 3100 v. Chr
Personen worden groter afgebeeld, naarmate zij belangrijker zijn. Narmer is hier als farao en overwinnaar, het grootst. Achter
hem staat zijn slaaf die zijn sandalen draagt. Narmer is blootsvoets. Hij loopt op gewijde grond. Hij heeft zijn hand met daarin een knots opgeheven om een overwonnen vijand neer te slaan. Onderaan vluchten zijn vijanden. Narmer is gekleed in een lendendoek met achteraan een stierenstaart. Bijnaam van de Faraois: “De Grote Stier”. Dit blijft een kenmerk in de kleding van alle farao’s.
Rechts boven Narmer staat Horus, de beschermgod met daaronder een gezicht dat de vijand van Egypte voorstelt. Horus heeft de vijand met een touw vast. Achter het gezicht staan een aantal lotusplanten. Narmerdraagt de kroon van Opper-Egypte. De knop is de abstracte vorm van een lotusbloem.
Op de andere zijde bovenaan weer Narmer met zijn sandalendrager vooraf gegaandoor zijn leger. Rechts liggen de overwonnenen met afgehakt hoofd. Onderaan isNarmer afgebeeld als de Grote Stier.
In het Narmer palet is te zien dat de afbeelding naar derealiteit gebeurd. maar zodanig dat specifieke kenmerken van het menselijklichaam duidelijk werden afgebeeld. Vandaar de combinatie van en profiel en enface. Het hoofd zie je het beste vanaf de zijkant, dat geldt ook voor armen enbenen, maar het oog en het lichaam wordt frontaal afgebeeld.
Vanaf Narmer dragen Egyptische farao’s de kroon van Boven- en Beneden Egypte gecombineerd. De kroon van Opper-Egypte is een abstracte vorm van een lotusbloem in knop. De kroon van Neder-Egypte heeft eenvierkante vorm met een hoge platte kant aan de achterzijde is de abstracte vorm van een papyrusplant.
Twee kronen van Opper en Neder Egypte en de samengestelde kroon die werd gedragen door farao’s vanaf koning Narmer.
De regering van Narmer (Menes) wordt gezien als het begin van de historische periode, verdeeld wordt in een aantal perioden. Iedere periode kent de zogenaamde dynastieën, de koningshuizen die regeerden.
De bouw van de piramides valt in het Oude Rijk onder Djoser, Cheops, Chefren en Mykerinos. In het Nieuwe Rijk sticht Achnaton een nieuwe zonnecultus en verplaatst de hoofdstad naar Achtaton. De 19e en 20e dynastie in het Nieuwe Rijk markeren de periode van de Ramessiden. Zij bouw en verfraaien de tempels in Luxor en Karnak en bouwen de tempel van Abu Simbel.
De Ptolomaeïsche periode wordt afgesloten met de dood van Cleopatra en Antonius. Daarna komen Egypte onder de Romeinen te vallen en wordt het een deel van het Romeinse Rijk.
Hieronder staat een overzicht van de Egyptische dynastieën van de pre-dynastiek tijd tot aan de overheersing door de Romeinen.
Pre-dynastieke periode | 0e dyn. | ca. 5300 – 3000 v.Chr. |
Vroeg-dynastieke periode | 1e dyn. en 2e dyn. | ca. 3000 – 2686 v.Chr. |
Het Oude Rijk | 3e-8e dyn. | 2686 – 2160 v.Chr. |
Eerste tussenperiode | 9e-11e dyn. | 2181 – 2055 v.Chr. |
Het Middenrijk | 11e-14e dyn. | 2055 – 1650 v.Chr. |
Tweede tussenperiode | 15e-17e dyn. | 1650 – 1550 v.Chr. |
Het Nieuwe Rijk | 18e-20e dyn. | 1550 – 1069 v.Chr. |
Derde tussenperiode | 21e-25e dyn. | 1069 – 664 v.Chr. |
Late Periode | 26e-30e dyn. 27e dyn. = 1e Perzische periode 2e Perzische periode |
664 – 332 v.Chr. |
Griekse/Ptolemaeïsche periode | Macedonische en Ptolomeaïsche dyn. | 332 – 30 v.Chr. |
Romeinse periode | Romeinse keizers | 30 v.Chr. – 395 n.Chr. |
Een andere tijdlijn waarin ook de relaties staan met de wereldgeschiedenis kan worden bekeken op
Osiris is door zijn broer Seth vermoord en Seth heeft de stukken over Egypte verdeeld. Isis, de vrouw/zuster van Osiris gaat alle stukken zoeken en voegt ze weer samen. Osiris verwekt bij Isis hun zoon Horus. Hij moet de taak van zijn vader als beschermer van de farao en Egypte overnemen en zijn vaders dood wreken. Osiris wordt de god van het Dodenrijk.
Deze drie-eenheid wordt later in het christendom overgenomen en wordt in de Westerse kunst teruggevonden.
Horus is de god van de levende farao. De farao is de incarnatie van Horus. Horus is de god van de levenden. Hij is de zoon van Isis en Osiris. Hij wordt afgebeeld als valk, of als mens met een valkenkop. Op zijn hoofd draagt hij de dubbele kroon van Egypte. Zijn vader Osiris is de god van het Dodenrijk. Zijn moeder Isis wordt meestal afgebeeld met de zonneschijf op haar hoofd.
Amon-Re of Ra is de overkoepelende god.
Andere goden zijn:
Atoem was er in het begin. Hij kwam uit het oerwater (Noen). Er ontstond een heuvel. Atoem maakte Sjoe (lucht) en Tefnoet (vochtigheid). Sjoe en Tefnoet kregen Geb (aardegod) en Noet (hemelgodin) als kinderen. Geb en Noet trouwden en kregen vier kinderen: Osiris, Isis, Seth en Neftis. Sjoe scheidde Geb en Noet.
Osiris huwde met Isis, zijn zus. Seth (woede en oorlog) trouwde met Neftis. Seth was jaloers op Osiris. Tijdens een feest gaf Seth Osiris een gouden sarcofaag. Toen Osiris erin ging liggen klapte Seth het deksel dicht en duwde de sarcofaag de Nijl in. Isis zocht in alle windstreken naar haar man en vond hem terug in het oosten. Ze wekte hem weer tot leven en ze werd zwanger. Seth was woedend toen Osiris terugkeerde en hakte zijn lichaam in veertien stukken die hem over heel Egypte verspreidde.
Isis haalde alle stukjes terug en balsemde ze, maar Osiris was voor altijd de god van het dodenrijk. Isis beviel van Horus en hij moest zijn vader wreken. Seth daagde Horus uit en stak hem in de strijd een oog uit. Isis kwam haar zoon te hulp, heelde zijn wond, en veranderde Seth in een nijlpaard. Voor de Egyptenaren werd hij de verpersoonlijking van het kwaad. Horus kwam op de troon en werd de god van de levenden.
(Egypte van verleden tot heden door de ogen van een Egyptenaar blz 75)
Wie het dodenrijk van Osiris binnen wilde gaan, werd eerst gewogen om te zien of hij goed geleefd had. Er zijn diverse zogenaamde Dodenboeken gevonden. Papyrusrollen met bezweringen en afbeeldingen welke gebruikt werden bij de uitvaart van belangrijke personen. Het Britisch Museum bezit het Dodenboek van Ani en het Dodenboek van Hunefer.
Links brengt Anubis de dode (in het wit gekleed) naar de weegschaal. Daarop wordt zijn hart gewogen door Anubis en met het veertje der waarheid van Maät. Thoth schrijft het resultaat van de weging in het dodenboek. Is het resultaat ongunstig dan wordt het hart door het monster Ammut (krokodil, leeuw en nijlpaard) verslonden. Rechts zit Osiris met achter zich Isis en/of Maät. Horus brengt Hunefer voor Osiris en vertelt het resultaat van de weging.
Dit wegen van de ziel(het hart) komen we later tegen in Het Laatste Oordeel, waarbij aartsengel Michaël de overledenen voor Christus brengt.
De oude Egyptenaren geloofden in een leven na de dood. Dat leven moest net zo plezierig zijn als het leven dat je had geleid. In de graven worden daarom juwelen, kleding en modellen van het leven meegegeven.
De Ka en de Ba moesten kunnen terugkeren in het lichaam, daarom werd het lichaam gebalsemd. Oude graven waren gaten in de woestijn. Daar droogde het lichaam uit. Later werden bij het balsemen alle weke delen van het lichaam: hersenen en ingewanden uit het lichaam verwijderd. De maag, de longen, de lever en de darmen werden bij de mummie in kruiken (canopen) in het graf gezet.
De deksels van de canopen hebben de koppen van de zonen van Horus en iedere vaas heeft een vaste inhoud.
zonen van Horus | hoofd | god | inhoud | windrichting |
---|---|---|---|---|
Amset | man | Isis | lever | zuid |
Doeamoetef | jakhals | Neith | maag | oost |
Hapy | baviaan | Nephtys | longen | noord |
Kabehsenoef | havik | Selket | darmen | west |
De oudste graven zijn gevonden in de woestijn. Latere graven waren een tunnel in de grond die naar de grafkamer en de voorraadkamers leidde. In de voorraadkamers werden de goederen opgeslagen die de overledene in het hiernamaals nodig had. Boven de grond werd een plaatvormige heuvel over het graf opgeworpen. De tunnel naar de grafkamer werd volgestouwd met stenen. De grafheuvel werd bekleed met tegels. Een kleine offerkapel werd bij de grafheuvel aangebouwd. Bij mastaba's van een latere datum werd de offerkapel in het bovengrondse gedeelte opgenomen. De naam "mastaba" is afkomstig uit het Arabisch en betekent "bank". In de mastaba waren naast de toegangsdeur nog een aantal schijndeuren. Hierdoor kwamen de Ka en Ba het lichaam weer opzoeken. Tevens dienden de deuren om grafrovers te misleiden.
De toegang tot het Saqqarah complex bestaat uit een lange gang met zuilen. Dit zijn imitaties van rietbundels. De opbouw van de zuilen gebeurde in zogenaamde trommels. De trommels zijn koud gestapeld; dat wil zeggen zonder gebruik van cement.
In het tempelcomplex zijn beelden van de farao geweest. Hooggeplaatste personen, zoals de farao, worden zittend uitgebeeld. Aan de hoofddoek (nemes) is te zien dat het om een farao gaat. Andere regalia van de farao zijn de kroon, de baard, de stierenstaart , de kromstaf en de waaier.
De beelden zijn blokvormig en kennen geen uitstekende delen.
De opvolgers van Djoser ontwikkelden de piramide als grafmonument verder. Uit het Oude Rijk dateert de piramide van Meidum. Waarschijnlijk is de vreemde vorm ontstaan, doordat de piramide tijdens de bouw is ingestort. Oorspronkelijk was ook deze piramide een trappenpiramide. Archeologen denken dat Sneferu de trappen heeft laten opvullen met stenen, zodat de zijden glad werden. De hoek van de zijden is vermoedelijk te stijl geweest.
Sneferu heeft de piramide van Meidum niet laten afbouwen, maar heeft gekozen voor een nieuwe locatie bij Dahsur. Daar heeft hij de zogenaamde 'knikpiramide' laten bouwen. Ook bij deze piramide lijken bouwfouten te zijn gemaakt en daarom heeft men halverwege de hellingshoek veranderd, waardoor er een kromming in de contouren is ontstaan.
De derde piramide die aan Sneferu wordt toegeschreven is de 'rode piramide'. Deze piramide heeft een flauwe hellingshoek en is opgetrokken uit kalksteen met ijzeroxide. De 'rode piramide' wordt gezien als de eerste echte piramide.
In Gizeh staan de drie grote piramides van Cheops, Chefren en Mykerinos.
Het Gizeh plateau is gebruikt als dodenakker tussen 2585 – 1511 v Chr.
Er zijn geen geschriften over het hoe en waarom van de bouw van de piramides. Herodotus heeft wel over de piramides geschreven, maar vanuit het Griekse wereldbeeld. Hij was geen ooggetuige van de bouw en zijn geschriften bevatten geen bronvermelding.
Herodotus ging er vanuit dat de piramides gebouwd waren door slaven, maar archeologische vondsten op het plateau van Gizeh tonen voedselresten van goede maaltijden. De hiërogliefen tonen bouwers die met enthousiasme aan de bouw van de piramide werken. De bouwers zijn loonwerkers geweest (5 à 6000). Herodotus’ visie wordt tegenwoordig niet meer gedeeld in de Egyptologie.
De piramides moeten worden gezien als monumenten voor de farao’s. Het zijn geen graven. De bouwwerken zijn massief met gangen en kamers, maar er is niets van waarde gevonden. Vanuit de kamers lopen luchtgangen naar de zijwanden van de piramides. Er zijn in de kamers geen sporen gevonden van grafrovers. Algemeen wordt aangenomen, dat de mummies van Cheops, Chefren en Mykerionos elders zijn begraven.
De mummie van de farao kwam na balsemen aan in de Daltempel. Hier werd het ritueel van het openen van de mond uitgevoerd, zodat de Ka en de Ba het lichaam konden verlaten. Dit gebeurde met nogal wat geweld. Daarna werd de mummie overgebracht naar de Dodentempel.
Bij de drie grote piramide bevindt zich de Sfinx: een mythologische afbeelding met het lijf van een leeuw en een mensenhoofd dat getooid is als een farao. Oorspronkelijk dachten wetenschappers dat het een afbeelding was van Chefren, maar geologisch onderzoek heeft uitgewezen dat het beeld zelfs ouder is dan de piramide van Cheops. De verhouding tussen het lichaam en het hoofd klopt niet.
Personen in de Egyptische kunst zijn naar realiteit en in de juiste verhouding afgebeeld. Er is een juiste verhouding tussen de plaats van ogen, mond en neus. De gezichten vertonen geen emotie.
Bij mastaba’s en piramides lopen de gangen schuin de grond in. Bij de rotsgraven zijn de gang horizontaal in de rotsen uitgehakt. Bij Beni-Hassan is een porticus façade. De zuilen zijn monolieten en in situ uitgehakt.
Tempels werden gebouwd voor de eeuwigheid en voor verering van Amon-Ré.
1450 v Chr – Tempel van Karnak.
De farao is de opdrachtgever tot de bouw van een tempel. De bouwers zijn ambachtslieden die onbekend zijn gebleven. Geld bepaalt de bouw. De opdrachtgever is belangrijker dan de handwerker.